Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Hieruit volgt dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser heeft op 23 november 2019 een asielaanvraag ingediend. Omdat eiser niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten is eiser opgenomen in de nationale procedure. Aan de opnieuw ingediende asielaanvraag, van 15 september 2020, heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is en dat hij in 2015 is betrapt tijdens seks met [naam 2]. Iemand heeft dit gefilmd en het filmpje naar de politie gestuurd. Eiser vreest voor de vader van [naam 2] en de politie. Bij besluit van 17 mei 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 15 september 2020 vervolgens afgewezen als ongegrond. Dit staat in rechte vast.
De opvolgende asielaanvraag
6. Eiser legt aan zijn opvolgende asielaanvraag het volgende ten grondslag. Uit het rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (hierna: iMMO) van 16 mei 2023 blijkt dat de medische problematiek van eiser kan zijn voortgekomen uit het gestelde geweldsrelaas dat ten grondslag ligt aan het asielrelaas.1 Daarnaast stelt het rapport dat eisers medische klachten invloed hebben gehad op zijn vermogen om te kunnen verklaren tijdens de gehoren in de eerste asielprocedure. De conclusie van het iMMO- rapport is namelijk dat de geconstateerde psychische problematiek beperkingen heeft gegeven die tijdens de gehoren zeker hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.2 Verder heeft eiser aanvullende documenten overgelegd die zien op zijn geaardheid. Dit zijn documenten van het COC3 en een verklaring van zijn zus die het incident met [naam 2] beschrijft. In samenhang met dat wat eiser al naar voren heeft gebracht en overgelegd in de eerste asielprocedure, maken deze nieuwe feiten en omstandigheden volgens hem dat zijn seksuele geaardheid geloofwaardig is.
7. Eiser is gehoord over zijn opvolgende asielaanvraag. Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft hij verklaard dat hij opnieuw asiel heeft aangevraagd vanwege zijn homoseksuele geaardheid. In dit gehoor heeft eiser ook verklaard dat hij geen gevoelens (meer) heeft voor vrouwen.
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Homoseksuele geaardheid;
- Problemen vanwege geaardheid.
De staatssecretaris vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers homoseksuele geaardheid en problemen vanwege zijn geaardheid vindt de staatssecretaris niet geloofwaardig. In dit verband wijst de staatssecretaris op de beoordeling van eisers geaardheid en de problemen vanwege de geaardheid in de vorige asielprocedure en het feit dat dit in rechte vast is komen te staan. Dat eiser nu aanvoert dat hij alleen op mannen valt en dus homoseksueel is, is tegenstrijdig aan eisers eerdere verklaringen in de vorige asielprocedure waarin hij juist verklaarde dat hij biseksueel is. Ook eisers verklaring dat hij op zijn zestiende aan zijn familie heeft verteld dat hij op mannen valt, is tegenstrijdig aan zijn verklaringen uit de vorige asielprocedure. De overgelegde e-mails en het lidmaatschapspasje van het COC kunnen eisers geaardheid verder onvoldoende onderbouwen. De brief van eisers zus is geen aanleiding voor een andere overweging of beslissing dan in de vorige asielprocedure. Verder wordt niet gevolgd dat eiser tijdens het
1. Hierbij heeft eiser verwezen naar onderdeel A van het iMMO-rapport. Onderdeel A ziet op de vraag of de medische (lichamelijke en/of psychische) problematiek kan zijn voortgekomen uit het gestelde geweldsrelaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag.
2 Hierbij heeft eiser verwezen naar onderdeel B van het iMMO-rapport. Onderdeel B ziet op de vraag of bij eiser ten tijde van de eerdere asielgehoren sprake was van medische problematiek die interfereert met het vermogen van eiser om compleet, coherent en consistent te verklaren in het kader van de asielaanvraag.
3 Dit is een LHBTI+-belangenorganisatie.
gehoor opvolgende aanvraag last had van psychische klachten, de tolk niet begreep en de vragen moeilijk te begrijpen vond. Eiser heeft geen opmerkingen gemaakt over de werkwijze van de hoormedewerker. Uit de antwoorden blijkt verder niet dat eiser de vragen niet heeft begrepen. Eiser heeft meerdere keren gezegd dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. De staatssecretaris heeft verder overwogen dat het iMMO-rapport onvoldoende inzichtelijk is. Met het gebruik van de termen herinneringen en herbelevingen geeft het iMMO-rapport aan dat eiser de vader van [naam 3] (door de staatssecretaris [naam 2] genoemd) heeft gezien terwijl hij een geweer op eiser richt. Dit terwijl uit eisers eigen verklaringen juist blijkt dat hij de vader van [naam 2] niet meer heeft gezien na de gestelde problemen en de vader eiser niet persoonlijk heeft bedreigd. Daarnaast is het onduidelijk naar welke
gestelde geweldsplegingenhet iMMO-rapport verwijst. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij geen geweld heeft meegemaakt naar aanleiding van de door hem gestelde problemen. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.4 Omdat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten, krijgt hij gelet op artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Is het iMMO-rapport zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende inzichtelijk?
9. Eiser voert aan dat het iMMO-rapport wel voldoende inzichtelijk is en zorgvuldig tot stand is gekomen, met betrekking tot het feit dat de klachten van eiser hebben geïnterfereerd met zijn vermogen om te verklaren. In dit verband wijst eiser op hoofdstuk 7 van het iMMO-rapport waarin uitgebreid is toegelicht waarom het iMMO tot zijn conclusies komt. Eiser heeft verder een verklaring overgelegd van de psychiater die het iMMO-rapport heeft opgesteld, in reactie op het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft niet de expertise om het iMMO-rapport te weerleggen. Om de inhoud van het iMMO-rapport te weerleggen moet de staatssecretaris zelf een deskundige raadplegen. Dat heeft hij niet gedaan. De staatssecretaris is er dan ook ten onrechte van uitgegaan dat eiser in staat is om coherent en consistent te verklaren.
10. In de uitspraak van 7 december 20225 heeft de hoogste bestuursrechter in Nederland6 het toetsingskader in het geval een iMMO-rapportage wordt overgelegd verduidelijkt. Als de staatssecretaris bestrijdt dat het iMMO-rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de gevolgde redenering niet begrijpelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderliggende feiten niet kloppen, of de conclusie niet aansluit op de redenering, dan zal hij nader moeten motiveren waarom. In dat geval hoeft hij geen medisch deskundige in te schakelen. Bestrijdt de staatssecretaris niet zozeer de zorgvuldige wijze van de totstandkoming van het iMMO-rapport, maar de inhoud van dit rapport, waaronder de bevindingen en de conclusie van het iMMO, dan kan hij hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Dit betekent dat hij een tegenrapport zal moeten inbrengen waarin een medisch deskundige het iMMO-rapport op inhoud bestrijdt.
4 Artikel 31, eerste lid, Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
6 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Onderdeel A van het iMMO-rapport
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit afdoende heeft gemotiveerd dat het iMMO-rapport onvoldoende inzichtelijk is, maar slechts voor zover dat standpunt ziet op het onderdeel van het onderzoek ter beantwoording van vraagstelling A. De staatssecretaris heeft gemotiveerd dat er onderliggende feiten zijn die niet kloppen. Gelet op het toetsingskader in rechtsoverweging 10 mag de staatssecretaris dit doen zonder het inschakelen van een medisch deskundige. In dit verband heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat eisers verklaringen en het iMMO-rapport tegenstrijdig aan elkaar zijn over de vraag of eiser de vader van [naam 2]/[naam 3] heeft gezien terwijl hij een geweer op eiser richt. Met de termen herinneringen en herbelevingen in het iMMO-rapport wordt aangeven dat eiser de vader van [naam 3] heeft gezien, terwijl hij een geweer op eiser richt. Eiser heeft echter zelf verklaard dat hij de vader van [naam 2] niet meer heeft gezien na het incident en dat de vader van [naam 2] hem niet persoonlijk heeft bedreigd. De staatssecretaris heeft er verder op kunnen wijzen dat in het iMMO-rapport onduidelijk is naar welke gestelde geweldsplegingen wordt verwezen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij naar aanleiding van de door hem gestelde problemen geen geweld heeft meegemaakt en dat hij direct uit zijn woonplaats is vertrokken en gevlucht voor hij persoonlijk te maken kreeg met de vader van [naam 2] en de politie. Dit terwijl er in het iMMO-rapport meerdere keren wordt gesproken over de gestelde ondergane geweldplegingen in het land van herkomst.
11. De verklaring van de psychiater van 30 april 2024 leidt op dit punt niet tot een ander oordeel. In die verklaring is gesteld dat in het bestreden besluit is geciteerd uit onderdelen van de medische anamnese. Die anamnese is bedoeld voor de beoordeling van het medisch steunbewijs en niet om een inhoudelijke vergelijking te maken met verklaringen van de betrokkene tijdens de gehoren bij de IND, in een niet-medische setting, aldus de psychiater. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit echter onverlet dat in het iMMO-rapport over ervaringen is gerapporteerd waarover eiser in zijn asielrelaas niet heeft verklaard. Daarbij is niet uitgelegd hoe het iMMO-onderzoek zich op de twee bewuste punten verhoudt tot het asielrelaas, terwijl het iMMO zijn conclusies wel mede op die ‘feiten’ heeft gebaseerd.
Onderdeel B van iMMO-rapport
13. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd voor zover hij ook onderdeel B van het iMMO-rapport niet inzichtelijk vindt. Ten aanzien van het onderzoek naar de vraag of eisers klachten hebben geïnterfereerd met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, heeft de staatssecretaris verwezen naar de (hiervoor in rechtsoverweging 8 en 11 aangehaalde) redenen. Die redenen, die vooral of alleen verband houden met onderdeel A van het iMMO- rapport, maken nog niet dat ook onderdeel B van het iMMO-rapport niet inzichtelijk zou zijn. Daar komt bij dat de staatssecretaris de psychische klachten van eiser niet heeft bestreden. Een en ander maakt dat sprake is van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank zal dit motiveringsgebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren. In reactie op de beroepsgrond van eiser, met de verwijzing naar hoofdstuk 7 van het iMMO-rapport, heeft de staatssecretaris in het verweerschrift naar voren gebracht dat in het iMMO-rapport slechts aspecten uit het medisch dossier van eiser en passages uit de gehoren zijn opgesomd. Niet is toegelicht waarom daaruit volgt dat de
medische problematiek zeker heeft geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee in beroep alsnog voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het iMMO-rapport ook op dit onderdeel niet inzichtelijk is. Eiser is door het passeren van het motiveringsgebrek niet benadeeld.
Heeft de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig gehandeld voorafgaand aan en tijdens het gehoor opvolgende aanvraag?
14. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door voorafgaand aan het gehoor opvolgende aanvraag geen actueel medisch advies te vragen aan [medische advisering]. Eiser wijst in dit verband op de werkinstructie (WI) 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen en WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen. Daarbij komt dat de staatssecretaris bij brief van 4 april 2024 op de hoogte is gesteld van aanvullende medische omstandigheden en informatie. Niet is gebleken dat de staatssecretaris hier rekening mee heeft gehouden. Deze informatie had niet eerder overgelegd kunnen worden. Uit het rapport van het gehoor volgt volgens eiser verder overduidelijk dat het gehoor te lang duurde en dat het vermoeiend voor hem was. In het rapport van het gehoor staat meerdere keren dat eiser zucht en over zijn gezicht wrijft. Daarnaast wordt vermeld dat eiser onrustig is. Het is niet voldoende om tijdens het horen te vragen of er omstandigheden zijn waarmee de hoormedewerker rekening mee moet houden. Eiser is niet in staat dit te onderkennen en te overzien. Tot slot stelt eiser dat het oude [medische advisering] onderzoek gebaseerd is op beperkt onderzoek, er is geen medische informatie opgevraagd terwijl hij hier wel over beschikte.
14. Het betoog van eiser slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris na indiening van de opvolgende asielaanvraag een medisch advies heeft laten uitbrengen, terwijl een medisch advies niet standaard wordt aangeboden bij een opvolgende asielaanvraag.7 In dit advies staat vermeld dat er geen medische informatie is opgevraagd omdat er vanuit het eigen onderzoek voldoende informatie is verkregen om een advies uit te brengen. [medische advisering] is niet gehouden om medische informatie op te vragen. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat in de brief van 4 april 2024 van de gemachtigde van eiser geen verzoek is gedaan om een nieuw medisch advies in te plannen. Er is verzocht om bij het horen en beslissen rekening te houden met eisers klachten en beperkingen. Daarbij komt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat eisers medische situatie sinds het advies wezenlijk is veranderd. Dit is in de gronden van beroep ook niet gemotiveerd betwist. De staatssecretaris heeft eisers stelling dat uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag zeer duidelijk naar voren komt dat eisers psychische klachten in de weg stonden om te verklaren niet hoeven volgen. Dat eiser meerdere keren zucht, over zijn gezicht wrijft en dat hij onrustig is, betekent niet dat eiser niet in staat was het gehoor voort te zetten. Dit heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit ook afdoende gemotiveerd. Eiser heeft tijdens het gehoor meerdere keren gezegd dat hij in staat was om het gehoor voort te zetten.8 Eisers stelling dat hij niet in staat is om te onderkennen of te overzien waar de hoormedewerker rekening mee moet houden, is verder niet onderbouwd. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat eiser tijdens het gehoor heeft
7 Zie pagina 2 van de WI 2021/12.
8 Pagina 2, 3, 7, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 18 rapport gehoor opvolgende aanvraag.
uitgelegd hoe de hoormedewerker kan zien wanneer de spanning bij hem oploopt.9 Daarbij komt dat eiser op enig moment zelf heeft aangegeven dat hij niet comfortabel is met de vraagstelling.10
Geloofwaardigheid asielrelaas
16. Eiser voert aan dat ten onrechte geen bewijswaarde is toegekend aan de overgelegde documenten. Daarnaast heeft de staatssecretaris ten onrechte geen specifiek referentiekader opgenomen in de beschikking. Hierdoor is niet inzichtelijk hoe de gestelde moeite van eiser om over zijn gevoelens te verklaren wegens zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau is meegewogen. Eiser verwijst verder naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 10 oktober 2023 waaruit volgt dat de rechtbank de geloofwaardigheidsbeoordeling vol moet toetsen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet langer kan vasthouden aan een geloofwaardigheidsoordeel uit de eerste procedure terwijl dit al wel in rechte vaststond. De staatssecretaris heeft tot slot onvoldoende gemotiveerd waarom meer van eisers verklaringen over zijn seksuele geaardheid had mogen worden verwacht, gelet op eisers psychische klachten.
16. De staatssecretaris heeft terecht bij zijn beoordeling betrokken dat de gestelde geaardheid van eiser al eerder is beoordeeld en dat dit oordeel in rechte vaststaat. In zoverre rust op eiser een verzwaarde bewijslast om de gestelde geaardheid alsnog aannemelijk te maken. De staatssecretaris heeft in de motivering van het bestreden besluit verschillende verklaringen van eiser uit deze en de vorige procedure met elkaar vergeleken en gemotiveerd waarom volgens hem geen sprake is van een (alsnog) geloofwaardige homoseksuele geaardheid. De rechtbank volgt niet de enkele stelling van eiser dat de staatssecretaris ten onrechte geen bewijswaarde heeft toegekend aan de overlegde documenten. De staatssecretaris heeft in het voornemen niet ten onrechte overwogen dat de e-mails, het lidmaatschapspasje van het COC en de verklaring van eisers zus eisers geaardheid en gestelde problemen onvoldoende onderbouwen.11 Eiser heeft pas in beroep, de avond voorafgaand aan de zitting, aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte geen specifiek referentiekader heeft opgenomen in de beschikking, waardoor niet inzichtelijk is hoe de gestelde moeite van eiser om over zijn gevoelens te verklaren wegens zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau zijn meegewogen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen individuele omstandigheden heeft genoemd waarmee in zijn geval geen rekening is gehouden. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet. Gelet op wat er in de andere rechtsoverwegingen is overwogen is de rechtbank tot slot van oordeel dat de staatssecretaris afdoende is ingegaan op de medische gesteldheid van eiser in samenhang met eisers verklaringen.