ECLI:NL:RBDHA:2024:953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 25 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten vreemdelingen in overeenstemming met internationale verdragen zullen behandelen. Eiser heeft echter betoogd dat de situatie in Bulgarije zodanig is dat dit beginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in het Bulgaarse asiel- en opvangsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38707

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Kan de staatssecretaris wat betreft Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris wat betreft Bulgarije niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) onderschatten de situatie in Bulgarije. De uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2023 waarin de Afdeling oordeelt dat wat betreft Bulgarije uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel snijdt daarom geen hout. [2] Eiser verwijst daarbij ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 oktober 2023, waarin de rechtbank oordeelt dat de Afdeling zich in voornoemde uitspraak alleen heeft uitgelaten over pushbacks en de toegang tot de opvangfaciliteiten, maar niet over de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand. De staatssecretaris had daarom nader onderzoek moeten doen naar de situatie in Bulgarije voordat hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan. [3]
5.1.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel ten aanzien van Bulgarije mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Het is daarom in beginsel aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [4]
(Toegang tot de) opvangvoorzieningen
5.2.
Eiser betoogt dat de Afdeling in haar uitspraak van 16 augustus 2023 ten onrechte volstaat met de vermelding dat uit het AIDA-rapport uit 2022 volgt dat het bezettingspercentage in de opvangcentra 61% was. In het hoofdstuk over Dublinterugkeerders staat echter ook dat Dublinterugkeerders die niet als kwetsbaar worden beschouwd, voor voedsel en accommodatie afhankelijk zijn van de beperkte nationale opvangcapaciteit en beschikbaarheid. Ook het Bulgaarse staatsagentschap voor vluchtelingen rapporteerde in 2022 een ernstig gebrek aan capaciteit om niet-kwetsbare Dublinterugkeerders op te vangen. Verder gaat de Afdeling niet in op de ondermaatse opvangomstandigheden, terwijl uit het AIDA-rapport uit 2023 volgt dat veel centra uitsluitend in een overlevingsmodus zijn gehandhaafd. Zij kampen met terugkerende problemen met de infrastructuur en de materiële omstandigheden, waarbij in sommige gevallen zelfs de meest basale diensten niet worden geleverd. [5] Eiser wijst erop dat dit voor deze rechtbank, zittingsplaatsen Zwolle en Haarlem, reden is geweest om de staatssecretaris op te dragen nader onderzoek te doen naar de opvangfaciliteiten in Bulgarije voordat hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [6] Ook zittingsplaats Roermond, heeft een voorlopige voorziening toegewezen in een Dublin-Bulgarije zaak in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [7]
5.3.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2023. [8] Hier heeft de Afdeling geoordeeld dat wat betreft Dublinclaimanten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben. Eiser heeft met zijn verwijzing naar het AIDA-rapport niet aannemelijk gemaakt dat hier niet langer vanuit gegaan kan worden. De Afdeling heeft dit rapport meegenomen in bovengenoemde uitspraak. Hoewel de opvangomstandigheden, zoals blijkt uit de overgelegde informatie, zorgwekkend zijn, heeft dit niet tot gevolg dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Bulgaarse autoriteiten hebben met de aanvaarding van het terugnameverzoek toegezegd dat zij eisers asielaanvraag zullen behandelen met inachtneming van de Europese richtlijnen. Voor zover eiser vindt dat de opvangvoorzieningen onvoldoende zijn, dan kan hij daarover klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is of dat de Bulgaarse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen.
Toegang tot rechtsbijstand
5.4.
Eiser betoogt verder dat in Bulgarije door een gebrek aan financiering alleen rechtsbijstand wordt verleend aan kwetsbare personen met specifieke behoeften en dat rechtsbijstand in beroep pas wordt verleend nadat een rechtszaak is aangespannen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA-rapport uit 2023. [9]
5.5.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt allereerst dat de Procedurerichtlijn de mogelijkheid geeft om het recht op (gratis) rechtsbijstand te beperken. Uit artikel 20, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat gratis rechtsbijstand pas mogelijk moet zijn in het geval van een beroepsprocedure. Bulgarije heeft eisers claimakkoord geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. Dit betekent dat er nog geen beslissing is genomen op eisers verzoek om internationale bescherming. Omdat nog geen sprake is van een beroepsprocedure, hoeft aan eiser nog geen gratis rechtsbijstand te worden geboden. In zoverre eiser betoogt dat hij in het geval van een beroepsprocedure geen rechtsbijstand zal krijgen, oordeelt de rechtbank -onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2023- dat een vreemdeling in Bulgarije tegen een eventuele afwijzing van het asielverzoek met behulp van rechtsbijstand beroep kan instellen. [10]
Pushbacks
5.6.
Eiser betoogt dat hoewel er geen (concrete) informatie is over Dublinterugkeerders die te maken hebben gehad met pushbacks, de omvang en willekeur van de pushbacks kan worden aangetoond met een openbare verklaring waarin melding wordt gemaakt van een Bulgaarse statushouder die Bulgarije is uitgezet. [11] De Afdeling heeft zich verder in haar uitspraak van 16 augustus 2023 ten onrechte gericht op het gebrek aan specifieke informatie over pushbacks van Dublinterugkeerders. Deze informatie is namelijk meestal niet gemakkelijk te verkrijgen voor ngo’s en hulporganisaties.
5.7.
Dit betoog slaagt niet. De Afdeling heeft in meergenoemde uitspraak van 16 augustus 2023 geoordeeld dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pusbacks in Bulgarije. Met de verklaring die eiser heeft overgelegd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval is. Deze verklaring heeft de Afdeling betrokken bij haar oordeel en dat heeft niet geleid tot de conclusie dat wat betreft Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [12]
Loopt eiser bij terugkeer naar Bulgarije risico op indirect refoulement?
6. Eiser betoogt daarnaast dat hij bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt om te worden uitgezet naar Marokko gelet op de inhumane leefomstandigheden in Bulgarije.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de Bulgaarse autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd hebben het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Bulgaarse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Dit betekent ook dat de Bulgaarse autoriteiten moeten onderzoeken of terugkeer naar Marokko leidt tot een schending van het verbod op refoulement. Met de enkele stelling dat de leefomstandigheden in Bulgarije inhumaan zijn, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije risico loopt op (indirect) refoulement in Marokko. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris eisers asielverzoek aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
7. Eiser stelt tot slot dat de staatssecretaris zijn asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening omdat overdracht naar Bulgarije zal leiden tot onevenredige hardheid. Hij heeft namelijk onder zeer slechte hygiënische omstandigheden in Bulgarije verbleven en vreest dat hij hier bij terugkeer naar Bulgarije opnieuw mee te maken krijgt.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris geeft onder meer toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. De staatssecretaris stelt zich in redelijkheid op het standpunt dat daar in het geval van eiser geen sprake van is. Uit wat de rechtbank hiervoor onder overweging 5 tot en met 5.7 heeft overwogen, volgt namelijk dat wat betreft Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft verder niet betoogd of onderbouwd dat er in zijn geval sprake is van (andere) bijzondere en individuele omstandigheden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
3.Rb Den Haag, zittingsplaats Zwolle 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3871.
4.HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par 91-92.
5.AIDA Country Report: Bulgaria Update 2022, mei 2023, p. 76.
6.Rb Den Haag, zittingsplaats Zwolle 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3871 en Rb Den Haag, zittingsplaats Haarlem 11 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20675.
7.Zaaknummer NL23.37777.
9.AIDA Country Report Bulgarije: Update 2022, april 2023.
11.Nieuwsbericht van DETAINED, ‘Public Statement on the forcible expulsion of Afghani man granted humanitarian status in Bulgaria’, 4 augustus 2022.
12.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.