ECLI:NL:RBDHA:2024:9529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23 / 4956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid beëindiging opvang college B&W Amsterdam in LVV-traject

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024, wordt het beroep van eiser, een Gambiaanse nationaliteit, tegen de beëindiging van zijn deelname aan de LVV-pilot beoordeeld. Eiser had op 5 mei 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat op 11 april 2023 zijn deelname aan de LVV-pilot beëindigde. De rechtbank heeft op 20 december 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de gemeente Amsterdam bevoegd is om de opvang van eiser te beëindigen, en dat de beroepsgrond van eiser, dat de gemeente niet bevoegd was, niet slaagt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de mandaatverlening aan de gemeente niet in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de looptijd van de LVV-pilot is beëindigd, maar de rechtbank stelt vast dat het LVV-traject tot en met 2024 loopt, waardoor deze beroepsgrond ook niet slaagt. Eiser heeft ook betoogd dat het juridisch traject niet correct is afgerond, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is dat eiser een juridische screening heeft ondergaan en dat er geen perspectief is voor een kansrijke asielaanvraag.

Tot slot heeft eiser aangevoerd dat de stukken over fase twee van de LVV ontbreken, maar de rechtbank concludeert dat er voldoende is besproken met eiser over zijn terugkeer naar het land van herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/4956
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1999, van Gambiaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. H.H.J. ten Hoope).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn deelname aan de LVV [1] -pilot.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 5 mei 2023. Eiser is vanwege betalingsonmacht vrijgesteld van het betalen van griffierechten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van eisers deelname aan de LVV-pilot. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van de zaak
4. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en is van Gambiaanse nationaliteit. Op 26 januari 2021 is eiser toegelaten als deelnemer aan de LVV-pilot. Bij brief van 24 november 2022 is aan eiser medegedeeld dat zijn LVV-traject wordt beëindigd.
Bevoegdheid bestuursorgaan
5. Eiser voert in de eerste plaats aan dat de gemeente niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen namens verweerder.
5.1.
In geschil is de vraag of de gemeente Amsterdam bevoegd is om de opvang van eiser te beëindigen of dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat moet doen. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 1 april 2020 uitspraak [2] gedaan in een vergelijkbare zaak. Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd. De rechtbank overweegt in deze uitspraak, met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheid tussen de staatssecretaris en verweerder, dat de in het Mandaatbesluit van 5 april 2019 opgenomen mandaatverlening en machtiging geen mandaatverlening is in de zin van artikel 10:1 van de Awb [3] . Het gaat immers om feitelijk handelen en niet om een besluit. Ook is artikel 10:12 van de Awb niet van toepassing want de gemeente valt niet onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Awb staat dus niet aan het Mandaatbesluit in de weg. Hieruit volgt dat de gemeente bevoegd is om namens verweerder handelingen te verrichten die zien op toelating tot de LVV. Deze constructie is daarom niet onjuist. Nu verweerder namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevoegd is om opvang te bieden is verweerder eveneens bevoegd om namens deze staatssecretaris de opvang te beëindigen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
LVV-beleid beëindigd?
6. Eiser heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat nu de looptijd van de LVV-pilot is beëindigd, eisers opvang door verweerder niet meer mag worden beëindigd. Op grond waarvan de opvang dan wel is beëindigd, is eiser onduidelijk. Op deze manier kan eiser niet controleren of de beëindiging zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd.
6.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder, daargelaten de vraag of deze beroepsgrond het belang van eiser behartigt, op de zitting heeft aangegeven dat het LVV-traject tot en met 2024 loopt. Deze beroepsgrond slaagt dan ook reeds om die reden niet.
Afronding juridisch traject
7. Eiser voert aan dat niet uit de stukken blijkt dat het juridisch traject op de juiste wijze is afgerond.
7.1.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de eindrapportage van 7 april 2023 blijkt dat eiser een juridische screening heeft gehad door het ASKV [4] in het kader van deelname aan de LVV. Ook blijkt uit de eindrapportage dat eiser op 26 januari 2021 en 21 april 2021 een juridische screening heeft gehad. Het resultaat hierbij was de doorverwijzing naar toekomstoriëntatie-/terugkeerbegeleiding. De conclusie was dat er voor eiser op dat moment geen perspectief op een kansrijke herhaalde asielaanvraag was. Ook werd er geen kans gezien op een succesvolle aanvraag op één van de reguliere verblijfsgronden.
7.2.
Verder overweegt de rechtbank dat uit de notities van 31 maart 2021 en 7 april 2021 volgt dat met eiser is gesproken en gekeken naar perspectief inzake zijn dossier. Hierbij is vermeld dat het eiser niet is gelukt om bewijs te verzamelen omtrent zijn asielrelaas en dat in het geval eiser wel bewijs zou verkrijgen, de kans vooralsnog klein is dat hij een verblijfsvergunning zou krijgen met het nieuwe bewijs. Verder is genoteerd dat hij zou worden doorverwezen naar de toekomstoriëntatie organisatie [organisatie] voor toekomstoriëntatie- en terugkeergesprekken. Dit leek eiser moeilijk te vinden, waardoor aan hem het LVV weer is uitgelegd. Uiteindelijk begreep eiser de keuze om hem door te verwijzen.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de stukken voldoende inzichtelijk dat er met eiser naar de vraag is gekeken of er juridisch perspectief is voor eiser, als ook dat eiser de strekking van deze vraag heeft begrepen. Uit deze stukken volgt eveneens voldoende inzichtelijk dat er geen juridisch perspectief is. De beroepsgrond faalt.
Stukken tweede fase
8. Eiser voert ten slotte aan dat de stukken over fase twee van de LVV in zijn geheel ontbreken.
8.1.
De rechtbank begrijpt eiser aldus dat aan fase twee, namelijk het werken aan de terugkeer naar het land van herkomst, niet is voldaan, waardoor er niet kon worden overgegaan tot het stopzetten van de LVV-voorziening.
8.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het LSO [5] verslag blijkt dat er een Persoonlijk Perspectiefplan is opgesteld voor eiser. Hierbij is met eiser een gesprek aangegaan waarin aan eiser is medegedeeld dat het niet meewerken consequenties heeft voor de deelname aan de LVV-pilot en opvangplek. Ook volgt uit het LSO verslag dat eiser deze consequenties begrijpt. Aan eiser is ook twee keer verlenging van één maand toegekend om na te denken of hij terug wil naar zijn land van herkomst. Ten slotte is gebleken dat eiser de terugkeer naar land van herkomst niet wil realiseren. Op basis daarvan heeft het LSO het college geadviseerd om de opvang in de LVV gemeente Amsterdam voor eiser te beëindigen per 22 februari 2022.
8.3
Uit deze stukken volgt dat fase twee voldoende is besproken met eiser. Ook blijkt uit de stukken dat eiser zelfs tweemaal nog een extra termijn is gegeven om na te denken over de terugkeer naar het land van herkomst. De conclusie is dat eiser niet wilde meewerken aan zijn terugkeer. Dat de gemachtigde op de zitting aangeeft dat de stelling dat eiser niet wil meewerken aan zijn terugkeer niet helder is, kan de rechtbank niet volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Landelijke vreemdelingen voorzieningen.
2.Zie de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3285.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Amsterdams Solidariteits Komitee Vluchtelingen.
5.Lokaal Samenwerkingsoverleg.