ECLI:NL:RBDHA:2020:3285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/9059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de gemeente Amsterdam voor toelating tot de Landelijke Voorziening Vreemdelingen

In deze zaak gaat het om de vraag of de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid of de gemeente Amsterdam bevoegd is om te besluiten wie tot de Landelijke Voorziening Vreemdelingen (LVV) wordt toegelaten. Eiser, een ongedocumenteerde vreemdeling uit Bosnië, heeft verzocht om toelating tot de LVV, maar de Staatssecretaris heeft dit verzoek doorgestuurd naar de gemeente Amsterdam. De rechtbank overweegt dat de mandaatverlening in het Mandaatbesluit van 5 april 2019 geen mandaatverlening is in de zin van artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het gaat om feitelijk handelen en niet om een besluit. De rechtbank concludeert dat de gemeente Amsterdam bevoegd is om namens de Staatssecretaris handelingen te verrichten die zien op toelating tot de LVV. Eiser heeft zijn verzoek niet aan de juiste instantie gericht, wat leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet over middelen van bestaan beschikt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/9059
[persoonsnummer]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1962, van Bosnische nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach).

Procesverloop

Bij brief van 15 juli 2019 heeft eiser verzocht om opvang in de LVV [1] (het verzoek). [2] Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 27 augustus 2019 doorgestuurd naar de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Verzoek om vrijstelling van het griffierecht
1. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft in beroep gesteld dat het hem vanwege het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning niet is toegestaan in Nederland te werken of een uitkering te ontvangen en dat hij niet over middelen van bestaan beschikt. De rechtbank acht dit aannemelijk en is daarom van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiser hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.
Ontwikkelingen met betrekking tot opvang van ongedocumenteerden
2. Op 29 november 2018 hebben verweerder en de VNG [3] een samenwerkingsovereenkomst getekend voor de LVV’s. Binnen vijf gemeenten zullen gedurende drie jaar pilots worden uitgevoerd. In deze pilots werken Rijk en gemeenten met medewerking van NGO’s samen met als doel het realiseren van een landelijk netwerk van begeleidings- en opvangvoorzieningen om bestendige oplossingen te vinden voor migranten zonder recht op verblijf of rijksopvang. De gemeente Amsterdam is een van de pilotgemeenten.
3. Op 2 april 2019 hebben de gemeente Amsterdam, verweerder, de DT&V [4] , de IND [5] en de Politie het Convenant Pilot-LVV in de gemeente Amsterdam (het Convenant) ondertekend. Eveneens op 2 april 2019 is het Mandaatbesluit en machtiging LVV (het Mandaatbesluit) [6] in werking getreden.
4. Op 1 juli 2019 is de pilot-LVV in de gemeente Amsterdam van start gegaan.
5. Eiser is een ongedocumenteerde vreemdeling, afkomstig uit Bosnië. Eiser verblijft sinds 3 april 2018 in de Tijdelijke Opvang voor Ongedocumenteerden (TOO) in de [straat] in Amsterdam. Dit is een gemeentelijke opvang. Eiser heeft op 3 september 2019 een brief ontvangen waarin staat dat hij de gemeentelijke opvang per 2 december 2019 moet verlaten. Deze brief is onderwerp van de procedure AWB 19/9060 waarin eveneens vandaag uitspraak in wordt gedaan. [7]
Waar gaat deze procedure over?
6. Eiser heeft de DT&V van verweerder bij brief van 15 juli 2019 verzocht om adequate hulp waarbij verweerder maatwerk biedt. Verweerder heeft dit opgevat als een verzoek om toelating tot de LVV.
7. Bij brief van 27 augustus 2019 heeft verweerder eiser geïnformeerd dat dit verzoek is doorgestuurd naar de gemeente Amsterdam.
8. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft het bezwaar van eiser opgevat als zijnde een bezwaar tegen de weigering van DT&V om als bevoegd orgaan te beslissen op het verzoek tot toelating tot de LVV. Verweerder heeft hierbij gewezen op het Mandaatbesluit en machtiging LVV van 25 maart 2019 (het Mandaatbesluit). Daaruit blijkt dat niet de DT&V als instantie bevoegd is om namens verweerder te beslissen op het verzoek om toelating tot de LVV. De gemeentefunctionarissen van de betreffende gemeente zijn gemachtigd om namens verweerder te reageren op verzoeken tot toelating tot de LVV. DT&V heeft het verzoek dan ook terecht doorgezonden naar de gemeente.
9. Eiser is het hier niet mee eens. De beroepsgronden van eiser zullen hieronder besproken worden.
Oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank stelt voorop dat de enkele doorzending door de DT&V naar de gemeente Amsterdam geen feitelijke handeling is in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw [8] 2000. De rechtbank volgt verweerder echter in diens opvatting van het bezwaarschrift, namelijk dat het bezwaar kan worden opgevat als een bezwaar tegen de weigering van DT&V om namens verweerder te beslissen op het verzoek om toelating tot de LVV. In zoverre is wel sprake van een feitelijke handeling en stond dus bezwaar open.
11. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeente niet bevoegd is om namens verweerder toegang tot de LVV te verlenen. Eiser stelt dat verweerder de gemeente niet kon machtigen om de feitelijke handelingen te verrichten.
12. In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat toelating tot de LVV een feitelijke handeling betreft. Feitelijke handelingen kunnen niet gemandateerd worden, het zijn immers geen besluiten. Maar wel kan een machtiging afgegeven worden. Dat is ook wat is gebeurd. In artikel 2 van het Mandaatbesluit is een machtiging verleend ten behoeve van onder andere het verrichten van feitelijke handelingen gericht op toelating tot de LVV.
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser niet heeft onderbouwd waarop hij zijn stelling baseert. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder in het Mandaatbesluit aan de pilotgemeenten mandaat en machtiging heeft verleend om handelingen te verrichten die verband houden met de toelating tot de LVV, het verblijf in de LVV en het beëindigen van het onderdak in de LVV. Verder blijkt uit het Mandaatbesluit dat bij de uitoefening van de handelingen van de gemandateerde en gemachtigde de instructies van verweerder in acht worden genomen.
- Mocht verweerder de toelating tot de LVV aan de gemeente opdragen ?
14. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [9] van 5 december 2007 [10] overweegt de rechtbank dat de in het Mandaatbesluit opgenomen mandaatverlening en machtiging, geen mandaatverlening is in de zin van artikel 10:1 van de Awb [11] , aangezien het zoals hierboven overwogen gaat om feitelijk handelen en niet om het nemen van besluiten. Voorts is artikel 10:12 van de Awb evenmin van toepassing, aangezien de gemeente niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder werkzaam is. De Awb staat dus niet aan het Mandaatbesluit in de weg. Naar het oordeel van de rechtbank is er ook overigens geen rechtsregel die aan de in het Mandaatbesluit opgenomen bevoegdheidstoedeling in de weg staat.
- Conclusie
15. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit bovenstaande volgt dat inderdaad de gemeente Amsterdam het bevoegde orgaan is om namens verweerder handelingen te verrichten ten behoeve van de toelating tot de LVV en niet de DT&V van verweerder. Verweerder heeft immers verschillende functionarissen van de gemeente Amsterdam gemachtigd om handelingen te verrichten die betrekking hebben op onder andere de toelating tot de LVV. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat eiser zijn verzoek niet aan de DT&V had moeten richten maar aan de gemeente Amsterdam.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, voorzitter, en mr. A.J. Dondorp en mr. B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 10:1
Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Artikel 10:12
Deze afdeling is van overeenkomstig toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Mandaatbesluit en machtiging LVV

Artikel 2
1. Ter uitvoering en met inachtneming van de samenwerkingsafspraken en de convenanten wordt aan de burgemeester, de collegeleden, de wethouders, de afdelingshoofden, de beleidsontwikkelaars, de adviseurs migratie en integratie en de sectordirecteuren mandaat en machtiging verleend ten behoeve van het verrichten van handelingen die verband houden met:
a. de toelating tot de LVV;
b. het verblijf in de LVV;
c. het beëindigen van het onderdak in de LVV.
2. Ter uitvoering en met inachtneming van de samenwerkingsafspraken en de convenanten wordt aan het college mandaat en machtiging verleend om in het kader van de uitvoering van artikel 2, eerste lid, namens de Staatssecretaris te beslissen op bezwaarschriften, met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.
3. Aan het college wordt mandaat en machtiging verleend om in het kader van de uitvoering van het eerste en tweede lid namens de Staatssecretaris in rechte op te treden en om namens de Staatssecretaris tegen rechterlijk uitspraken ter zake hoger beroep in te stellen. Indien het een zaak betreft met een kennelijk aanmerkelijk financieel of rechtspositioneel belang oefent het college niet uit dan na verkregen instemming van de Staatssecretaris.
Artikel 5
Bij de uitoefening van de in dit besluit gemandateerde bevoegdheden en gemachtigde handelingen worden de instructies van de Staatssecretaris in acht genomen.

Convenant pilot-LVV in de gemeente Amsterdam

Artikel 4.2
Alle partijen bij dit convenant weten wie er in de LVV is toegelaten en worden zo snel mogelijk geïnformeerd over aanmeldingen voor de LVV. Een vreemdeling kan zichzelf aanmelden, tevens kunnen alle partijen bij dit convenant een vreemdeling aanmelden als kandidaat voor begeleiding in de pilot-LVV. De gemeente beslist, zoveel mogelijk op basis van consensus in het lokale casusoverleg LVV (of LSO) van de pilot LVV, om (namens de Staatssecretaris) aan een vreemdeling die zich meldt onderdak en individuele begeleiding te bieden.

Voetnoten

1.Landelijke Voorziening Vreemdelingen.
2.Dit verzoek heeft ook aan de basis gestaan van de beroepen in de zaken AWB 19/7296, AWB 19/7780 en AWB 19/9061. De beroepen in de zaken 19/7296 en 19/9061 zijn in een uitspraak van vandaag niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van het beroep in de zaak 19/7780 heeft de rechtbank zichzelf onbevoegd verklaard.
3.Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
4.Dienst Terugkeer en Vertrek.
5.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
6.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 maart 2019, nr. 2540879, houdende verlening van mandaat en machtiging Landelijke Vreemdelingenvoorziening.
7.Het beroep in de zaak AWB 19/9060 is in een uitspraak van vandaag ongegrond verklaard.
8.Vreemdelingenwet.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Algemene wet bestuursrecht.