ECLI:NL:RBDHA:2024:9500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.20018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Zwitserland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse vrouw, haar asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres had eerder in Zwitserland een verzoek om internationale bescherming ingediend, en op basis van de Dublinverordening heeft Nederland een verzoek tot terugname gedaan, dat door Zwitserland is geaccepteerd.

Eiseres heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij in Zwitserland niet goed behandeld is en vreest voor indirect refoulement naar Iran. De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder er in het algemeen vanuit mag gaan dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat in haar geval van dit beginsel moet worden afgeweken.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure in Zwitserland. Bovendien is het aan eiseres om te klagen bij de Zwitserse autoriteiten over eventuele tekortkomingen. De rechtbank wijst erop dat de medische situatie van eiseres niet voldoende onderbouwd is om aan te nemen dat overdracht aan Zwitserland onaanvaardbare gevolgen zou hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de staatssecretaris wordt bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20018

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is verschenen de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Iraanse nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 2 december 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Zwitserland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres op 19 mei 2023 in Zwitserland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 25 januari 2024 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Op 1 februari 2024 hebben de autoriteiten van Zwitserland dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiseres voert daartegen aan dat ten aanzien van Zwitserland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres is in Zwitserland niet goed behandeld en zij heeft problemen ervaren met de asielprocedure en opvang. Daarnaast vreest zij voor indirect refoulement omdat zij vanuit Zwitserland teruggestuurd zal worden naar Iran. Eiseres voert tot slot aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel omdat niet op alle aangevoerde gronden is gereageerd. Ter zitting heeft eiseres deze grond nader toegelicht, dat zij daarmee bedoelt dat verweerder is verzocht om een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), omdat zij vanwege haar medische situatie niet overgedragen kan worden aan Zwitserland. Eiseres beroept zich in dat verband op het arrest C.K. [3] van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen vanuit gaan dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [4] Eiseres is daarin niet geslaagd.
5. Eiseres heeft haar beroepsgrond dat in Zwitserland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure namelijk niet met stukken onderbouwd. Haar stelling dat Zwitserland handelt in strijd met de kwalificatierichtlijn, procedurerichtlijn en de opvangrichtlijn heeft zij evenmin onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat in geval van tekortkomingen in de asiel- en opvangprocedure in Zwitserland het eerst op de weg van eiseres ligt om daarover te klagen bij de Zwitserse autoriteiten. Niet gebleken is dat eiseres dat heeft gedaan of voor haar niet mogelijk was.
6. De rechtbank stelt verder vast dat Zwitserland het claimverzoek heeft geaccepteerd. Dat betekent dat eiseres gereguleerd zal worden overgedragen aan Zwitserland en de Zwitserse autoriteiten het asielverzoek van eiseres in behandeling zullen nemen. Omdat niet ernstig hoeft te worden gevreesd dat in Zwitserland ten aanzien van de asielprocedure sprake is van een systeemfout als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, is het niet aan de rechtbank om in het kader van een Dublinoverdracht het risico op refoulement, als eiseres vanuit Zwitserland zou worden uitgezet naar haar land van herkomst, verder te onderzoeken. Dit volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023. [5]
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een beroep op het arrest C.K. niet slaagt. Indien eiseres een beroep doet op dat arrest is het aan eiseres om de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor bij een overdracht aan te tonen door middel van objectieve gegevens. De rechtbank wijst in dit kader op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2020. [6] Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd. Uit het door eiseres overgelegde ‘Psychological Assessment Report’, van 22 maart 2023, kan worden afgeleid dat eiseres symptomen van PTSS vertoont. Verder staat in het rapport: “
Patient Health Questionnare 9 (PHQ-9) with a score of 20, indicating severe depression with suicidal risk”. Uit deze informatie blijkt echter niet dat bij overdracht sprake is van een situatie die lijdt tot een aanzienlijk en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand als bedoeld in het arrest C.K. Verweerder heeft op basis van deze informatie niet onzorgvuldig gehandeld door de medische situatie van eiseres niet ter advisering voor te leggen aan het BMA voordat het overdrachtsbesluit werd genomen.
8. Het is de rechtbank tot slot niet gebleken dat het onmogelijk is om in Zwitserland specialistische zorg te krijgen indien de situatie dat vereist. In dit verband stelt verweerder terecht dat de medische voorzieningen in beginsel vergelijkbaar mogen worden verondersteld tussen de lidstaten, hetgeen door eiseres overigens niet wordt betwist. Ook zijn er geen aanwijzingen waaruit blijkt dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiseres.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juni 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Van 16 februari 2017, ECLI:EU:
4.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).
5.ECLI:EU:C:2023:934.