ECLI:NL:RBDHA:2024:9469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiseres een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, een Poolse nationaliteit hebbende, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring is op 29 mei 2024 opgeheven, omdat eiseres was overgedragen aan de strafrechtketen. De rechtbank heeft zich in deze uitspraak beperkt tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, omdat verweerder niet verplicht was om voorafgaand aan de bewaring te onderzoeken of er nog niet-geëxecuteerde straffen openstonden. De rechtbank concludeert dat de maatregel op 29 mei 2024 tijdig is opgeheven, nadat verweerder door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) was geïnformeerd over een nog ten uitvoer te leggen strafrechtelijk vonnis. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de onrechtmatigheid van de maatregel onderbouwen. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22060

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 29 mei 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiseres heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiseres heeft op 29 mei 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 30 mei 2024 een reactie op de beroepsgronden ingediend. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1981 en de Poolse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiseres voert aan dat de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest. Op 29 mei 2024 is de maatregel van bewaring opgeheven, omdat eiseres is overgedragen aan de strafrechtketen. Niet valt in te zien waarom de overdracht aan de strafrechtketen niet direct op 25 mei 2024 is gebeurd, nu verweerder per die datum inzicht had in de strafrechtelijke zaken van eiseres.
4. Verweerder heeft in zijn brief van 30 mei 2024 toegelicht dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) op 28 mei 2024 verweerder heeft geïnformeerd over openstaande vonnissen van eiseres. Na navraag is op 29 mei 2024 bericht ontvangen van DJI dat eiseres inderdaad een strafrechtelijk vonnis heeft dat nog uitgezeten moest worden. Diezelfde dag is de maatregel van bewaring opgeheven in verband met de tenuitvoerlegging van het strafrechtelijk vonnis. Verweerder wijst op zijn beleid in paragraaf A5/6.13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en dat een redelijke uitleg van het beleid is dat verweerder binnen vijf werkdagen contact dient op te nemen met het Openbaar Ministerie inzake de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijk vonnis.
5. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Verweerder is niet gehouden voorafgaand aan de bewaring te onderzoeken of ten aanzien van de vreemdeling nog niet-geëxecuteerde straffen open staan. [1] Volgens het beleid in paragraaf A5/6.13 van de Vc moet als bekend wordt dat er nog een strafrechtelijk vonnis open staat, dit vonnis zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd. Nu verweerder heeft toegelicht dat hij op 29 mei 2024 door DJI is geïnformeerd over een nog ten uitvoer te leggen strafrechtelijk vonnis, is de maatregel op diezelfde dag tijdig opgeheven. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juni 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4219.