ECLI:NL:RBDHA:2024:9404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/09/654741 / JE RK 23-2000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen met heroverweging van perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 mei 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter oordeelt dat het perspectiefbesluit, dat kort na de vorige zitting is genomen, niet de uitkomst van de hulpverlening en behandeling van de moeder heeft meegenomen. Dit heeft geleid tot de beslissing dat het noodzakelijk is om het perspectief van de kinderen opnieuw te onderzoeken en het perspectiefbesluit te heroverwegen. De moeder dient zich open te stellen voor behandeling om haar patronen te doorbreken, wat essentieel is voor de toekomst van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel in een pleeggezin verblijven waar zij zich goed voelen, maar dat er zorgen zijn over de hechtingsproblematiek en de stress die zij ervaren door eerdere uithuisplaatsingen. De moeder heeft begeleide omgang met de kinderen, maar er zijn zorgen over het naleven van contactverboden. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit en veiligheid voor de kinderen en dat de moeder zich moet richten op haar eigen behandeling en de veiligheid van de kinderen moet waarborgen.

De beschikking verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing tot 30 november 2024 en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter verwijst een eventueel vervolgverzoek naar de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/654741 / JE RK 23-2000
Datum uitspraak: 29 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te: noemen de gecertificeerde instelling,
over
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2021 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. van der Heide-Boertien te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 23 november 2023;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 13 mei 2024;
- het verweerschrift van de moeder met bijlagen van 29 mei 2024.
1.2.
Op 29 mei 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 23 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Thans is nog aan de orde de na de beschikking van 23 november 2023 resterende duur.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen verblijven in een pleeggezin waar ze inmiddels hun plek hebben gevonden. De pleegouders sluiten goed aan bij de kinderen. Zij bieden de kinderen steun en duidelijkheid. De kinderen zijn meermaals uithuisgeplaatst waardoor zij last hebben van hechtingsproblematiek en blootgesteld zijn aan stress en onzekerheid. Op school wordt gezien dat [minderjarige 1] moeite heeft om bij te blijven en snel overweldigd kan raken. [minderjarige 2] heeft mogelijk last van verlatingsangst en reageert angstig op onverwachte situaties. De behandelingen van Basic Trust zijn niet gestart, omdat de intensiteit daarvan niet passend is omdat de kinderen zich momenteel in een rustige omgeving bevinden. De komende maanden zal Horizon de ontwikkeling van de kinderen volgen en onderzoeken welke behandeling het meest passend is. De moeder heeft om de week een uur begeleide omgang met de kinderen. Deze omgangsmomenten verlopen goed. Het lukt de moeder om haar aandacht over beide kinderen te verdelen. Vanwege een incident met de moeder heeft de vorige jeugdbeschermer zich teruggetrokken en zullen binnen afzienbare tijd twee nieuwe jeugdbeschermers starten bij het gezin. Het contact met de moeder verloopt stroef. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling zorgen over het naleven van het contactverbod van de moeder en de vader van [minderjarige 1] wat van invloed is op de veiligheid van de kinderen.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft een perspectiefonderzoek uitgevoerd waarbij het perspectief van de kinderen bij het pleeggezin is bepaald. De gecertificeerde instelling heeft de kinderrechter verzocht het perspectiefbesluit indirect te toetsen. Door de gecertificeerde instelling wordt een patroon bij de moeder gezien waarbij thuisplaatsing van de kinderen goed verloopt met zeer intensieve hulpverlening en dat zodra deze wordt afgeschaald de kinderen weer uithuisgeplaatst moeten worden. Dit acht de gecertificeerde instelling niet in het belang van de kinderen en daarom is zij van mening dat het perspectief van de kinderen bij het pleeggezin ligt.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het contact met de gecertificeerde instelling moeizaam verloopt wat bij de moeder voor frustratie zorgt. De moeder wil laten zien dat de aanleiding voor de uithuisplaatsing een eenmalig incident was. De moeder ziet graag dat zij samen met de kinderen in een moeder-kindhuis kan wonen, vanwege de controle en hulpverlening die daar aanwezig zijn. Ook vindt de moeder het belangrijk dat de kinderen de benodigde behandelingen starten. De moeder benadrukt dat de relatie met de vader van [minderjarige 1] is afgelopen en dat zij zich houdt aan het contactverbod. Voor haar eigen veiligheid heeft de moeder een AOL op haar woonadres. Daarnaast geeft de moeder aan dat er weinig onderzoek is gedaan naar waar het perspectief van de kinderen ligt en dat zij het genomen perspectiefbesluit niet heeft ontvangen. Door de advocaat van de moeder is voorgesteld om een gezinsopname te doen zodat bekeken kan worden of thuisplaatsing van de kinderen mogelijk is.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter heeft in de beschikking van 23 november 2023 aangegeven dat het van groot belang is dat de kinderen kunnen opgroeien op een stabiele en veilige plek en dat er voor hen, mede gelet op de jonge leeftijd van de kinderen en om de periode van onzekerheid zo kort mogelijk te laten zijn, snel duidelijkheid komt over hun perspectief. Daarbij heeft de kinderrechter benadrukt dat in het perspectiefonderzoek van de gecertificeerde instelling ook de voortgang en resultaten van de hulpverlening/behandeling van de moeder worden meegenomen. Door de gecertificeerde instelling is echter al heel snel na de zitting van 23 november 2023, te weten op 5 december 2023 een perspectiefbesluit genomen, waardoor de uitkomst van de hulpverlening/behandeling van de moeder niet is meegenomen. De kinderrechter acht het daarom aangewezen dat het perspectief nader wordt onderzocht en dat het perspectiefbesluit wordt heroverwogen.
5.3
De komende periode dient er veel te gebeuren. Door de gecertificeerde instelling is ter zitting aangegeven dat de moeder herhaaldelijk in hetzelfde patroon terugvalt. De kinderrechter benadrukt dat het van belang is dat de moeder de komende periode de behandelingen aangaat en zich daarvoor open stelt zodat zij haar patroon kan doorbreken. De uitkomst van de behandeling zal moeten worden meegenomen in het opnieuw te nemen perspectiefbesluit. Zoals de moeder ter zitting heeft erkend, is de relatie met de vader van [minderjarige 1] zeer ongezond. Het is van groot belang dat de moeder de veiligheid van de kinderen en zichzelf vooropstelt en de kinderen beschermt tegen onveilige situaties. Dat de moeder zich hiervan bewust is blijkt uit het feit dat zij een AOL heeft op haar woonadres. Binnenkort zullen er twee nieuwe jeugdbeschermers aan de slag gaan. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat zij zullen onderzoeken of een intensievere vorm van hulpverlening, zoals een gezinsopname, een mogelijkheid is. Gelet op de ernstige zorgen is thuisplaatsing van de kinderen op dit moment niet in hun belang.
5.4
De kinderrechter verwijst de behandeling van een eventueel vervolgverzoek naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.