ECLI:NL:RBDHA:2024:9354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
NL23.35084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van lesbische vrouw uit Kameroen en de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar seksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een lesbische vrouw uit Kameroen, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 24 september 2020 een asielaanvraag ingediend, die aanvankelijk buiten behandeling was gesteld. Na een periode waarin Nederland verantwoordelijk werd voor haar asielaanvraag, diende zij op 23 september 2021 een nieuwe aanvraag in. De rechtbank had eerder op 19 juli 2023 het beroep van eiseres gegrond verklaard, maar de staatssecretaris weigerde haar aanvraag op 9 oktober 2023 als ongegrond.

Tijdens de zitting op 28 mei 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres heeft verklaard dat zij vanwege haar seksuele geaardheid in Kameroen wordt vervolgd en dat zij vreest voor haar leven en welzijn bij terugkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de seksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig is, en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de overgelegde documenten die haar situatie onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat het besluit van de staatssecretaris in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiseres vergoedt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als motief wordt aangevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35084

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres,

mede namens haar minderjarige dochter
[minderjarige], V-nummer: [v-nummer 2] .
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
1.1.
Eiseres heeft op 24 september 2020 een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is buiten behandeling gesteld omdat Spanje ervoor verantwoordelijk was. Eiseres is niet tijdig overgedragen, waarna Nederland verantwoordelijk werd en eiseres in de gelegenheid is gesteld om een nieuwe asielaanvraag in te dienen.
1.2.
Eiseres heeft op 23 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.3.
Op 30 januari 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 19 juli 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en – kort gezegd – bepaald dat verweerder binnen 8 weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag neemt, op straffe van een dwangsom.
1.4.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 oktober 2023 de aanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, B. Hitchcock als tolk en de gemachtigde van verweerder. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld nadere informatie van Bureau Documenten en over de correcties en aanvullingen op het nader gehoor te overleggen.
1.6.
Verweerder heeft op 29 mei 2024 nadere informatie aangeleverd. Eiseres heeft hier vervolgens op gereageerd. Op 31 mei 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Met toestemming van partijen is nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres stelt de Kameroense nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1997. Haar dochter heeft volgens eiseres eveneens de Kameroense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 2018.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is lesbisch en heeft hierdoor problemen gehad met haar familie. Zij is door hen mishandeld. Vervolgens is eiseres naar haar tante verhuisd. Haar tante vroeg eiseres om zwanger te worden zodat men niet zou ontdekken dat zij lesbisch is. Tijdens een bezoek aan een bar heeft eiseres met een vrouw gezoend. Naar aanleiding daarvan is eiseres door de gemeenschap mishandeld en bij de politie gebracht, waar zij is beschuldigd van homoseksuele handelingen. Bij terugkeer naar Kameroen vreest eiseres juridische problemen en verdere mishandeling door de gemeenschap.
3.1.
Ter onderbouwing heeft eiseres documenten overgelegd, namelijk een bewijs van vrijheidsontneming van 26 juli 2017 , een bewijs van borgsom van 29 juli 2017 en een bewijs van invrijheidsstelling van 29 juli 2017.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2. Gestelde seksuele gerichtheid (lesbienne) en 3. Vervolging als gevolg van gestelde seksuele gerichtheid. Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en het tweede en het derde element niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Verweerder stelt ten onrechte dat er ten aanzien van zelfacceptatie een diepgewortelde overtuiging zou moeten zijn; subsidiair, voor zover verweerder dat mag eisen, is die diepgewortelde overtuiging er ook. Verder stelt verweerder ten onrechte dat eiseres haar gerichtheid relatief makkelijk heeft kunnen accepteren. Dit kon zij niet, zij had veel moeite met haar gevoelens en heeft allerlei handelingen verricht om er vanaf te komen. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende meegewogen dat eiseres helder en consistent heeft verklaard over haar geaardheid, haar persoonlijke beleving en de reactie van haar ouders en omgeving op haar geaardheid. Zij wijst erop dat hier volgens de WI 2019/17 [1] gewicht aan wordt toegekend. Anders dan verweerder vindt eiseres dat deze punten de balans zouden moeten doorslaan naar een inwilligend besluit. Verweerder kan haar niet tegenwerpen dat zij niet duidelijk heeft gemaakt hoe haar relatie met [naam 1] zich van een vriendschap naar een liefdesrelatie heeft ontwikkeld, nu er op dit punt niet is doorgevraagd. Wat betreft haar relatie met [naam 2] heeft verweerder ten onrechte gesteld dat dit haar belangrijkste relatie is geweest. Eiseres wijst er verder op dat kennis en contact van de lhbti-situatie in Nederland volgens de WI 2019/17 geen vereiste is en dat haar maar één vraag is gesteld over hoe zij zich in het land van herkomst zou willen gedragen. Verweerder kan haar dan ook niet tegenwerpen dat zij daar in de zienswijze een aanvulling op heeft gegeven. Ook hier is ten onrechte niet op doorgevraagd. Ten aanzien van het derde element voert eiseres aan dat verweerder de ongeloofwaardigheid van het tweede element laat doorwerken in het derde element. Dat is in strijd met WI 2019/17 en WI 2014/10 [2] . Daarnaast is geen waarde gehecht aan de overgelegde documenten en stelt verweerder ten onrechte dat sprake zou zijn van kopieën. Op het document staat
copyomdat het een gewaarmerkte kopie is. Verweerder moet hoe dan ook beoordelen of sprake is van toegedichte homoseksuele geaardheid. In dit verband wijst eiser er ook op dat verweerder haar heeft willen presenteren bij de Kameroense diplomatieke vertegenwoordiging, waardoor zij extra risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. [3] Tot slot voert eiseres aan dat de correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet zijn betrokken bij de zaak. In het bestreden besluit staat op bladzijde 2 dat er geen correcties en aanvullingen zijn ingediend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Correcties en aanvullingen
6. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit dat de correcties en aanvullingen zijn betrokken bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Verweerder wijst er terecht op dat op bladzijde 5 en 6 van het bestreden besluit wordt verwezen naar de correcties en aanvullingen. Gelet hierop en het feit dat de verschrijving in een standaardtekstblokje staat, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat het woordje ‘geen’ in de zin ‘U hebt geen correcties en aanvullingen opgestuurd’ op bladzijde 2 van het bestreden besluit per abuis is blijven staan.
Gestelde seksuele gerichtheid
7. Verweerder beoordeelt de gestelde seksuele gerichtheid aan de hand van de volgende vier thema’s: Privéleven; Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen; Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst. Deze thema’s worden door verweerder in onderlinge samenhang beoordeeld.
7.1.
Met betrekking tot het thema privéleven oordeelt de rechtbank dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres in vaag- en algemeenheden verzandt bij haar verklaringen over haar zelfacceptatie, dat zij geen blijk geeft van een diepgewortelde overtuiging en geen antwoord geeft op de vraag waarom zij anders is gaan denken. De rechtbank overweegt in dit verband dat eiseres heeft verklaard dat zij haar geaardheid aanvankelijk helemaal niet accepteerde en dat zij door middel van gebed, vasten en lezen in de Bijbel probeerde om er vanaf te komen. [4] Ook heeft eiseres geprobeerd om haar geaardheid te veranderen door zich te omringen met meisjes. Dit hielp niet, zij voelde zich hierdoor juist eenzaam en verloren, depressief en geïsoleerd. Eiseres realiseerde zich uiteindelijk dat lesbisch zijn geen keuze is, maar dat zij zo is geboren, dat zij niemand pijn doet met haar geaardheid en dat God van haar houdt zoals ze is. [5] Eiseres werd hierbij geholpen door andere verzen te lezen in de Bijbel. [6] Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er meer inzicht in het proces en de stappen naar zelfacceptatie wordt verwacht. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat eiseres deze stappen niet inzichtelijk heeft gemaakt. De rechtbank overweegt dat verweerder niet heeft geconcretiseerd wat er dan, gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen, nog meer van eiseres wordt verwacht. Het besluit is op dit punt dan ook ondeugdelijk gemotiveerd.
7.2.
Over het thema voorgaande relaties overweegt de rechtbank dat verweerder eiseres ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij niet heeft kunnen uitleggen hoe haar eerste relatie met [naam 1] zich van een vriendschappelijke in een liefdesrelatie heeft ontwikkeld. Eiseres heeft immers in het nader gehoor aangeven dat [naam 1] en zij eerst alleen vrienden waren en er geen sprake was intimiteit. [7] Hieruit volgt dat er daarna dus wel sprake was van intimiteit. De rechtbank is met eiseres eens dat verweerder hier vervolgens niet op heeft doorgevraagd en ook verder weinig vragen over deze relatie heeft gesteld. [8]
7.3.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder eiseres ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij weinig contact heeft met LHBTI’ers in Nederland of kennis heeft van de Nederlandse situatie. Volgens werkinstructie 2019/17 kan kennis van de LHBTI organisaties in Nederland bijdragen aan de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid, maar andersom is het niet zo dat geen kennis van LHBTI organisaties in Nederland afbreuk zou kunnen doen aan de geloofwaardigheid hiervan. Niet valt in te zien dat verweerder het gebrek aan kennis en contacten in Nederland van eiseres desondanks heeft meegewogen. Daarbij heeft eiseres er ter zitting terecht op gewezen dat zij beperkt is geweest in haar mogelijkheden om anderen te ontmoeten vanwege de restricties ten gevolge van de coronapandemie en dat zij de zorg over een minderjarig kind heeft, wat haar ook beperkt in haar mogelijkheden contacten met andere LHBTI’ers aan te gaan en te onderhouden.
7.4.
Ten aanzien van wat eiseres zou doen in het land van herkomst heeft verweerder haar ten onrechte tegengeworpen dat zij vaag en oppervlakkig heeft geantwoord. Eiseres heeft namelijk geantwoord dat ze in Kameroen de kennis die ze in Nederland heeft opgedaan wil toepassen. Eiseres wil een gemeenschap bouwen met andere lesbiennes zodat zij als groep voor hun rechten op kunnen komen. Anders dan verweerder stelt is eiseres niet voldoende in de gelegenheid gesteld om hierover te verklaren. Verweerder heeft hier namelijk niet op doorgevraagd, er is slechts één vraag gesteld. [9] Daarom is de rechtbank met eiseres eens dat verweerder haar niet kan tegenwerpen dat zij pas in de zienswijze aangeeft dat haar motivering om een belangengroep op te richten is dat zij dit in haar jeugd enorm heeft gemist. Niet valt in te zien waarom verweerder deze uitleg vervolgens vrij standaard noemt, zeker nu eiseres haar motivatie om een belangengroep op te richten duidelijk met haar eigen ervaringen in het verleden verbindt.
7.5.
Gelet op de voorgaande overwegingen heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij de seksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig vindt.
Derde element
8. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder niet in strijd met zijn eigen beleidsregels gehandeld door de beoordeling van het tweede element te betrekken bij de beoordeling van het derde element. Uit de tekst van WI 2019/17, bladzijde 5 en WI 2014/10, bladzijde 10, blijkt dat deze werkinstructies waarschuwen voor het ‘vanzelfsprekend’, respectievelijk ‘automatisch’ doorwerken van de (on)geloofwaardigheid van het ene element in het andere. Dat wil niet zeggen dat de geloofwaardigheid van het ene element in zijn geheel niet betrokken mag worden bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het andere element. Daarnaast heeft ook de hoogste bestuursrechter [10] op 5 januari 2017 geoordeeld dat niet is uitgesloten dat de ongeloofwaardigheid van een relevant element doorwerkt in de geloofwaardigheid van een ander relevant element, zij het dat verweerder moet motiveren waarom die doorwerking er is. [11]
8.1.
Echter, zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij de seksuele geaardheid ongeloofwaardig vindt. Dat betekent dat verweerder deze conclusie dan ook niet had mogen betrekken bij de beoordeling van de vervolging die eiseres als gevolg van haar gestelde seksuele gerichtheid stelt te hebben ondervonden. Reeds hierom kan de beoordeling van het derde element geen standhouden. Aan wat verder is aangevoerd komt de rechtbank niet toe.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Het besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank zal het besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor repliek met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
2.Werkinstructie 2014/10 Inhoudelijke beoordeling (asiel).
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Eiseres wijst hierbij op de ordemaatregel van zittingsplaats Roermond van 6 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16602.
4.Nader gehoor, bladzijde 7.
5.Nader gehoor, bladzijde 8 en 12.
6.Nader gehoor, bladzijde 12.
7.Nader gehoor, bladzijde 10.
8.Nader gehoor, bladzijde 9 en 10.
9.Nader gehoor, bladzijde 19.
10.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.ECLI:NL:RVS:2017:7, zie met name rechtsoverweging 3.2.