ECLI:NL:RBDHA:2024:9278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
NL24.14996
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 februari 2024 had opgelegd aan de eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, aangezien eerdere pogingen tot uitzetting niet succesvol zijn geweest. De staatssecretaris heeft echter aangegeven dat er nog steeds zicht op uitzetting is, omdat een aanvraag voor een laissez passer (lp) is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, ondanks eerdere problemen, er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.14996
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 februari 2024 (in de zaak NL24.6007) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Zicht op uitzetting
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aanwezig is. De staatssecretaris weet dat verwijdering naar eisers land van herkomst al diverse malen is geprobeerd, maar niet kon worden gerealiseerd. Eiser is om die reden al meerdere keren uit vreemdelingenbewaring ontslagen. Uitzetting van eiser is kennelijk onmogelijk gebleken.
5. In de uitspraak van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat er in beginsel zicht op uitzetting is naar Marokko. De staatssecretaris heeft op 28 februari 2024 een aanvraag om afgifte van een laissez passer (lp) doorgeleid naar de Marokkaanse autoriteiten. Vervolgens heeft de staatssecretaris op 5 maart 2024 en 28 maart 2024 gerappelleerd bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp. Dit onderzoek loopt nog. Dat een eerdere aanvraag niet tot afgifte van een lp heeft geleid wil niet zeggen dat dit nu ook niet zal gebeuren, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Voor wat betreft de eerdere inbewaringstelling(en) van eiser verwijst de rechtbank naar wat zij in overweging 11 van de uitspraak van 29 februari 2024 (in de zaak NL24.6007) daarover al heeft overwogen. De rechtbank concludeert dan ook dat er nog onverkort zicht op uitzetting van eiser naar Marokko is. De beroepsgrond faalt daarom.

Ambtshalve toetsing

6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 april 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.