ECLI:NL:RBDHA:2024:9274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 26 april 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 24 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser had betoogd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de behandeling van asielzoekers in Kroatië, en verwees naar verschillende rapporten die de situatie van asielzoekers in dat land beschrijven. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Vluchtelingenverdrag zullen behandelen. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat zijn situatie uitzonderlijk is en dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die een afwijking van dit beginsel rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser met betrekking tot artikel 17 van de Dublinverordening beoordeeld, maar oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onevenredige hardheid bij zijn terugkeer naar Kroatië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom hij de aanvraag niet in behandeling heeft genomen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.