ECLI:NL:RBDHA:2024:9189
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om aanpassing van een urgentieverklaring voor een eenpersoonshuishouden met kinderen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Delft. Verzoekster had een urgentieverklaring gekregen vanwege medische omstandigheden, die was toegekend voor een eenpersoonshuishouden met twee kinderen. Echter, verzoekster stelde dat haar situatie was veranderd en dat de urgentieverklaring moest worden aangepast naar drie kinderen, omdat haar oudste dochter, die bij haar vader woonde, ook bij haar moest intrekken. Verweerder, het college, was het hier niet mee eens en stelde dat er geen noodzaak was voor de oudste dochter om te verhuizen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de sociaal-medische gronden voor de verhuizing van de oudste dochter. De voorzieningenrechter vond dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De voorzieningenrechter vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij in overweging gaf om te bezien of de hardheidsclausule van toepassing was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, maar verweerder moest wel het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster vergoeden.