ECLI:NL:RBDHA:2024:9187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18113 en NL24.18114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 15 december 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 18 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat eiser internationale bescherming had gekregen in Bulgarije. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 30 mei 2024 verscheen eiser niet, maar zijn gemachtigde was aanwezig.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser terug moet naar Bulgarije, waar hij internationale bescherming geniet. Eiser heeft aangevoerd dat terugkeer naar Bulgarije in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, omdat hij daar in de gevangenis zou belanden en geen toegang zou hebben tot opvang, medische zorg, inkomen of een woning. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat de behandeling van vreemdelingen in de lidstaat waar zij internationale bescherming genieten, in overeenstemming is met de Europese regelgeving.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat er geen aanleiding meer is voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.18113 (beroep) en NL24.18114 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 15 december 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben laten weten niet te zullen verschijnen. Verweerder heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij is in juni 2023 naar Bulgarije gegaan, waar hij internationale bescherming heeft gekregen. Nu vraagt eiser asiel aan in Nederland. Verweerder vindt dat eiser onmiddellijk naar Bulgarije moet gaan omdat hij daar internationale bescherming heeft gekregen. Daarom heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat terugkeer naar Bulgarije een schending van artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] zal opleveren. Hij zal bij terugkeer namelijk in de gevangenis belanden. Er is voor hem in Bulgarije ook geen opvang, medische zorg, inkomen of een woning. Tijdens zijn verblijf in Bulgarije werd hij geconfronteerd met slechte leefomstandigheden. Bij terugkeer zal hij terechtkomen in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie. Eiser twijfelt verder aan de welwillendheid van de Bulgaarse autoriteiten om hem te helpen. Daartoe verwijst hij onder meer naar passages uit het AIDA rapport over Bulgarije. [4] Verder wijst eiser op een nieuwe wet in Bulgarije. Doordat hij geen nieuw verblijfsdocument heeft aangevraagd binnen 30 dagen na verlies door diefstal is er op grond van deze wet een duidelijke reden om het document in te trekken. Eiser vindt het dan ook aannemelijk dat hij geen nieuw document krijgt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Dat legt de rechtbank hieronder uit.
4.1
Dat eiser bij terugkeer naar Bulgarije in de gevangenis zal belanden is niet nader onderbouwd, en volgt de rechtbank daarom niet. Voor zover eiser stelt dat hij weer naar het detentiecentrum zou moeten waar hij eerder heeft verbleven, volgt de rechtbank dit niet. Nu uit het dossier blijkt dat de Bulgaarse autoriteiten bevestigd hebben dat eiser internationale bescherming in Bulgarije heeft, volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij terug zou moeten naar het detentiecentrum waar hij eerder voorafgaand aan de behandeling van zijn asielaanvraag heeft verbleven.
4.2
Verder mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat de behandeling van een vreemdeling in de lidstaat waar hij of zij internationale bescherming geniet, in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit uitgangspunt wordt ook wel het interstatelijk vertrouwensbeginsel genoemd. Het is aan de vreemdeling om dat vermoeden te weerleggen. Daarvoor kan hij objectieve informatie overleggen, en kan hij feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in de lidstaat die hem internationale bescherming verleent, waaruit blijkt dat hij daar het risico loopt om te worden behandeld in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. Als de vreemdeling dat heeft gedaan, dan moet de staatssecretaris motiveren waarom hij toch van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit volgt uit het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de EU. [5]
4.3
Hetgeen eiser in dit kader gesteld heeft, is onvoldoende om de drempel uit het arrest Ibrahim te halen. Weliswaar blijkt uit opeenvolgende AIDA rapporten dat de omstandigheden voor statushouders in Bulgarije onverminderd slecht zijn. Zo blijkt dat de autoriteiten geen hulp bij integratie bieden en dat statushouders in een ‘catch-22’ situatie terecht kunnen komen bij het zoeken naar huisvesting. Er blijkt echter ook uit deze rapporten dat er NGO’s zijn die wel hulp bieden en dat er bij de Bulgaarse autoriteiten geklaagd kan worden indien men in een ‘catch-22’ situatie terechtkomt. Hiervoor verwijst de rechtbank allereerst naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [6] De update van het AIDA rapport waar eiser naar verwijst dateert weliswaar van na deze uitspraak, maar ten aanzien van statushouders staan hier echter geen wezenlijke verschillen in ten opzichte van het rapport van 2022. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er zelfs een (zeer) lichte verbetering is, omdat iets meer mensen gebruik hebben kunnen maken van integratiehulp vergeleken met de situatie ten tijde van het eerdere rapport. Uit de verklaringen die eiser heeft afgelegd blijkt dat zijn detentieomstandigheden in Bulgarije in afwachting van de behandeling van zijn aanvraag slecht waren. Hij heeft daarover echter niet geklaagd bij de Bulgaarse autoriteiten. Na ongeveer 5 weken heeft eiser internationale bescherming gekregen en is hij vrijgelaten. Daarna heeft hij slechts kort in Bulgarije verbleven en heeft eiser verklaard niet om hulp bij het zoeken naar huisvesting en werk te hebben gevraagd. Dit mag wel van eiser worden verwacht. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat hoewel eiser slechte ervaringen heeft gehad in Bulgarije, deze ervaringen niet zodanig zijn dat daarmee de drempel uit de uitspraak van het Hof Ibrahim gehaald wordt. Verweerder mocht dus uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4.4
De beroepsgrond dat eiser geen nieuw document zou kunnen krijgen slaagt evenmin. Vanaf 2020 was er in Bulgarije een wettelijke bepaling van kracht waarbij een procedure kon worden gestart om de verleende internationale bescherming te beëindigen of in te trekken, wanneer een statushouder de geldigheidsduur van zijn of haar verblijfsdocument niet had verlengd binnen 30 dagen nadat de geldigheidsduur daarvan was verlopen, of het document niet had vervangen nadat het was beschadigd, vernietigd, verloren of gestolen. Desondanks oordeelde de hoogste bestuursrechter in de eerdergenoemde uitspraak dat de staatssecretaris er toch van uit mocht gaan dat er nog internationale bescherming was. Dit omdat uit openbare bronnen volgt dat er geen systematische herbeoordeling van verleende statussen plaatsvond. Ook volgt uit openbare bronnen dat de autoriteiten pas een intrekkingsprocedure begonnen als het Bulgaarse Ministerie van Binnenlandse Zaken had gemeld dat een statushouder de geldigheidsduur van zijn verblijfsdocument drie jaar na het verstrijken daarvan nog steeds niet had vervangen. Daarbij hadden de autoriteiten in de zaak bij de hoogste bestuursrechter aan de staatssecretaris bevestigd dat er nog internationale bescherming was voor die vreemdeling. Dat is ook in deze zaak het geval. Daarnaast heeft verweerder ter zitting erop gewezen dat eiser niet heeft onderbouwd dat er een intrekkingsprocedure zou zijn gestart en uit het meest recente AIDA rapport lijkt bovendien te volgen dat de autoriteiten in 2023 helemaal zijn gestopt met de praktijk van het intrekken van niet tijdig verlengde asielstatus.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Bulgarije.
6. Nu uitspraak is gedaan op het beroep, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraken zijn gedaan door mr. C.E.S. Clerx, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. De datum van bekendmaking staat hierboven vermeld.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
3.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
4.Asylum Information Database (AIDA) rapport van 31 december 2023,
5.Uitspraak van 19 maart 2019, Ibrahim, ECLI:EU:C:2019:219, punten 83-85 en 88-89.
6.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3968.