ECLI:NL:RBDHA:2024:9160
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om uitstel van vertrek bij overdracht op grond van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om uitstel van vertrek van een Syrische vreemdeling, eiser, die onder de Dublinverordening valt. Eiser had eerder een aanvraag voor asiel ingediend, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met de reden dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen relevante veranderingen in de medische situatie van eiser zijn die een ander oordeel rechtvaardigen dan eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gegeven. De rechtbank oordeelt dat de medische informatie die eiser heeft overgelegd niet voldoende is om aan te tonen dat de overdracht naar Bulgarije zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid. De rechtbank concludeert dat de aanvraag om uitstel van vertrek terecht is afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2024.