ECLI:NL:RBDHA:2024:9130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.2264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een Oegandees met homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2024, wordt het beroep van eiser, een Oegandees die asiel heeft aangevraagd, beoordeeld. Eiser heeft op 3 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 januari 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 1 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser, geboren in 1989, heeft zijn land verlaten vanwege zijn homoseksuele gerichtheid en de vrees voor vervolging in Oeganda. Hij stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond en het medisch advies over zijn emotionele blokkade. De rechtbank oordeelt echter dat eiser in staat was zijn relaas te doen, aangezien hij meerdere talen spreekt en eerder in het proces de mogelijkheid had om in zijn voorkeurstaal gehoord te worden. De rechtbank concludeert dat de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de elementen van homoseksuele gerichtheid en de problemen die hij daardoor ondervindt niet geloofwaardig zijn geacht.

De rechtbank stelt vast dat verweerder het medisch advies niet voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. Dit advies wijst op de noodzaak om rekening te houden met de emotionele blokkade van eiser. De rechtbank oordeelt dat het besluit van verweerder onvoldoende gemotiveerd is, vooral omdat eiser niet in staat is gebleken om gedetailleerd over zijn gevoelens te verklaren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van €1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL 24.2264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Zeven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 3 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 januari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J. Stoop als tolk in de Engelse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en heeft de Oegandese nationaliteit. Hij heeft op 18 februari 2020 zijn land verlaten en op 3 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser vindt dat hij vanwege zijn homoseksuele gerichtheid niet kan terugkeren naar Oeganda. Hij heeft een relatie gehad met [naam 1] en de mensen in zijn omgeving zijn daarachter gekomen, waardoor hij vreest voor zijn leven.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid;
Problemen vanwege deze homoseksuele gerichtheid.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht. De relevante elementen ‘Homoseksuele gerichtheid’ en ‘Problemen vanwege de homoseksuele gerichtheid’ zijn niet geloofwaardig geacht.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser vindt dat verweerder in strijd met de eigen werkinstructies [2] onvoldoende gewicht toegekend heeft aan zijn relaas, gelet op cultuurverschillen in het verklaren over emoties en traumatische gebeurtenissen. Dit blijkt met name wat betreft het onder woorden brengen van gevoelens van eiser en dat dit invloed heeft op de wijze waarop hij zijn relaas naar voren heeft kunnen brengen. In Oeganda is men niet gewend om te praten over gevoelens. Ook is onvoldoende rekening gehouden met het medisch advies hierover en het opleidingsniveau van eiser. Hij heeft geen hoger beroepsonderwijs gevolgd maar een opleiding tot loodgieter. Eiser is in strijd met de Procedurerichtlijn [3] niet gehoord met een tolk in zijn eigen taal, terwijl hij heeft aangegeven de taal Luganda maar een beetje te spreken. Om deze redenen is de besluitvorming onzorgvuldig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Taal en opleidingsniveau
5. De rechtbank volgt de beroepsgronden van eiser over taal en opleidingsniveau niet. Zo blijkt niet dat eiser onvoldoende in staat is geweest zijn relaas te doen vanwege het feit dat hij niet in het Lugishu is gehoord. Daarvoor is van belang dat eiser zelf in het verhoor met de AVIM op 3 oktober 2021 heeft verklaard Luganda, Engels en een beetje Lugishu te spreken. Ook heeft hij zelf aangegeven dat zijn voorkeurstaal tijdens het asielproces Luganda is. Het aanmeldgehoor in 2020 is eveneens in het Luganda afgenomen. Ook is eiser bij aanvang gevraagd of hij dacht het nader gehoor in het Ganda te kunnen doen en is hem de mogelijkheid geboden om te stoppen wanneer hij het gevoel zou krijgen zich niet goed te kunnen uitdrukken en het gehoor op een andere dag met een andere tolk te doen. Daarvan heeft eiser geen gebruik gemaakt. Tijdens het horen is tenslotte meermaals gevraagd of eiser de tolk goed kon verstaan en begrijpen en eiser heeft op die vragen steeds bevestigend geantwoord. Verweerder heeft de gehoren dus afgenomen in de taal waarvan eiser zelf heeft aangegeven gehoord te willen worden en verweerder mocht er daarom ook van uit gaan dat eiser deze taal machtig was. De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat eiser een opleiding heeft gevolgd, een volwassen zakenman is en onder meer reisde naar een conferentie in Wenen. Uit de uitgebreide antwoorden die eiser gaf op de vele gestelde vragen valt evenmin op te maken dat het voor hem niet mogelijk was voldoende te verklaren. Gelet op al het voorgaande slagen deze beroepsgronden dus niet.
Medisch advies horen en beslissen en verklaringen over gevoelens
6.1
De beroepsgrond van eiser over het onvoldoende betrekken van het Medifirst advies slaagt wel. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder zeer zorgvuldig rekening heeft gehouden met het deel van het advies dat ziet op het
horen. Zo is bij het
horenexpliciet stilgestaan bij het medisch advies, gevraagd hoe het beste rekening kon worden gehouden met het feit dat eiser gespannen was, is steeds tussendoor voldoende ruimte gemaakt voor pauzes en steeds gevraagd hoe het met eiser ging. Ook is een aanvullend nader gehoor ingepland om eiser de kans te geven meer te verklaren over zijn gedachten en gevoelens bij bepaalde gebeurtenissen in zijn leven.
6.2.1
Het medisch advies gaat aldus de titel echter niet alleen over het horen, maar ook over het
beslissen.Ook bij de besluitvorming moet verweerder het medisch advies kenbaar betrekken. De rechtbank constateert dat het advies vermeldt dat bij betrokkene rekening gehouden moet worden met een emotionele blokkade over het verleden. Kijkend naar de besluitvorming van verweerder vallen in dit kader de volgende analyses van verweerder van de verklaringen van eiser op.
Verweerder stelt op pagina 2 van het voornemen vast dat eiser uitgebreid verklaart over hoe hij erachter kwam dat hij op mannen valt. Gelet op het feit dat eiser al een tijd in Nederland is, verwacht verweerder echter ook dat hij zich emotioneel zou hebben kunnen ontwikkelen en beter in staat zou moeten zijn om over zijn gevoelens hierbij te verklaren.
Eiser verklaart waarom hij zijn homoseksuele geaardheid in eerste instantie niet kon accepteren. Hij zegt meerdere dingen te hebben geprobeerd zodat de homoseksuele gevoelens weg zouden gaan, zoals bidden, vasten en omgaan met meisjes, maar dit mocht niet baten. Over de reden dat hij deze gevoelens probeerde te onderdrukken verklaart hij: “Ik dacht de hele tijd dat het verkeerd was. Ik had in de kerk gehoord dat het een zonde was. Ik had gebeden en gevast, want ik wilde dit niet zijn. Ik dacht dat er iets mis met mij was en dat ik bezeten was door de duivel. Ik had hard gebeden, maar ik merkte geen verandering.” Verweerder werpt hem daarop tegen dat hij niet gedetailleerd en niet persoonlijk verklaard heeft over hoe hij dit heeft beleefd en welke gevoelens hij daarbij had.
Over zijn gevoelens voor [naam 2] in zijn jeugd verklaart eiser dat hij veel van [naam 2] heeft gehouden maar nog niet kon accepteren dat hij homoseksueel was omdat hij dacht dat het verkeerd was en twijfels had of het waar kon zijn. Eiser heeft hierbij aangegeven dat hij niet zo wilde zijn. Hij zegt: “Het was heel erg lastig voor mij. Het kon alleen niet anders. Ik moest mijzelf beschermen. Mijn vader was heel erg streng dat ik op mannen viel. Dat deed mij erg veel pijn. Ik kreeg hierdoor ook veel angst. Ik was bang dat ik ook gedood kon worden, want deze man werd gedood enkel en alleen uit vermoedens. Zij wisten het nog geen eens zeker.” Ook hier wordt eiser tegengeworpen dat hij meer gedetailleerd en persoonlijk had moeten verklaren wat voor gedachten en gevoelens hij hierbij had, gelet op de voorbereidingstijd en opleidingsniveau.
Eiser verklaart over zijn latere acceptatie dat hij eerder gevoelens had en dat hij wist dat hij anders was dan anderen, alleen dat hij niet kon accepteren dat dat zo was. Dit veranderde nadat hij zijn eerste homoseksuele relatie kreeg met [naam 1] , dat hij daarna erg blij en opgelucht was, nu [naam 1] iemand was met dezelfde gevoelens als eiser. Verweerder werpt hier tegen dat deze verklaringen summier zijn, nu eiser een geruime tijd in een land leefde waar homoseksualiteit verboden is. Verweerder verwacht dat eiser de gedachtes en gevoelens die hij hierbij had uitgebreid kan toelichten. Daarbij heeft verweerder meegewogen dat eiser op het moment van acceptatie van zijn geaardheid al een geruime tijd volwassen was en [naam 1] zijn eerste homoseksuele liefde en relatie was. Verweerder gaat er van uit dat deze relatie een bepaalde impact heeft gehad op het leven van eiser en ook daarom werd meer verwacht.
Er is een aanvullend nader gehoor gepland om eiser de kans te geven meer te vertellen over zijn gevoelens. Daarbij is door verweerder ook stilgestaan bij het feit dat dit voor eiser wellicht moeilijk is. Daarom is gevraagd of hij het bijvoorbeeld zou kunnen vertellen als in een film. Ook dit heeft echter niet meer verklaringen over gevoelens opgeleverd.
6.3
De rechtbank constateert op basis van deze voorbeelden dat eiser wel uitgebreid verklaart over feiten, maar wellicht minder uitgebreid over zijn gevoelens en gedachten daarbij. De rechtbank stelt ook vast dat eiser steeds wordt verweten dat hij niet voldoende over zijn persoonlijke gevoelens verklaart. Hierbij is niet kenbaar op welke wijze verweerder het medisch advies bij de besluitvorming heeft betrokken. Dat eiser al geruime tijd in Nederland is en zich daarom zou hebben kunnen ontwikkelen is slechts een aanname van verweerder, die lijkt te worden weersproken door het medisch advies, dat eveneens is opgesteld nadat eiser al een tijd in Nederland was. Zonder nader onderzoek kan niet worden uitgesloten dat eiser niet in staat is te verklaren over zijn gevoelens en dat dit dus ook niet van hem verwacht kan worden, hoeveel tijd en ruimte hem daartoe ook wordt geboden.
6.4
Nu het medisch advies niet alleen gaat over het horen, maar ook over het beslissen, had verweerder dit deel van het referentiekader ook in de geloofwaardigheidsbeoordeling moeten betrekken. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [4] Nu wel steeds wordt tegengeworpen dat eiser niet voldoende verklaart over zijn persoonlijke gevoelens en gedachtes, is het besluit onvoldoende gemotiveerd op dat punt. Gelet hierop behoeven de overige gronden van beroep geen bespreking meer. Het beroep is gegrond.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [5] vast op €1750,-. [6]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Werkinstructies van de IND over de geloofwaardigheidstoets: WI 2014/10 Integrale geloofwaardigheidstoets; inhoudelijke beoordeling (asiel) - Immigratie- en Naturalisatiedienst (overheid.nl); en over de beoordeling van lhbti- aanvragen: WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd - Immigratie- en Naturalisatiedienst (overheid.nl).
3.Artikel 12 van de Procedurerichtlijn.
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
5.Besluit proceskosten bestuursrecht.
6.1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor 1.