ECLI:NL:RBDHA:2024:9120
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Ugandese nationaliteit, op 13 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een periode van inactiviteit heeft eiseres op 20 december 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 11 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van de staatssecretaris is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond, wat betekent dat de rechtbank de staatssecretaris zal verplichten om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres.
De rechtbank legt een termijn op van 8 weken na de uiterlijke beslistermijn van 21 maanden, wat betekent dat de staatssecretaris uiterlijk op 8 augustus 2024 een beslissing moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.