ECLI:NL:RBDHA:2024:9107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
24/199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functietoewijzing aan ambtenaar met een ambtsbericht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie om hem niet de functie van Vakspecialist A toe te wijzen. Eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, was afgewezen voor deze functie op basis van een ambtsbericht dat op 1 april 2020 was vastgesteld en geldig is tot 1 april 2026. Dit ambtsbericht was het resultaat van gedragingen van eiser die veel commotie hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft op 21 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en andere vertegenwoordigers van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom de functie niet aan eiser is toegekend. Eiser betoogde dat het ambtsbericht niet categorisch uitsluit van bepaalde functies, maar de rechtbank volgt dit niet. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt en gelet op het tijdsverloop sinds het ambtsbericht, heeft hij voldoende gewicht kunnen toekennen aan dit ambtsbericht. De rechtbank concludeert dat de beslissing van verweerder om de functie niet toe te wijzen, rechtmatig is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij de functie niet toegewezen krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de staatssecretaris van Defensie,

(gemachtigde: mr. H.J.M.R. van den Ende-de Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit om niet de functie van Vakspecialist A aan hem toe te wijzen.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 16 november 2022 de functie niet aan eiser toegewezen. Met het bestreden besluit van 28 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Voor verweerder waren verder aanwezig [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol. Daar heeft hij gedurende een jaar de functie van Vakspecialist A waargenomen. Verweerder heeft eiser afgewezen voor deze functie omdat ten aanzien van eiser op 1 april 2020 een ambtsbericht is vastgesteld dat gelding heeft tot 1 april 2026. Daarbij heeft verweerder meegewogen dat er veel commotie is geweest en nog steeds is over de gedragingen van eiser waarvoor het ambtsbericht is vastgesteld. De toewijzing van de functie en de daarbij behorende bevordering zou nu door velen worden gezien als een beloning die niet strookt met eisers gedragingen. Een bevordering in de rang van de hoogste onderofficier brengt verder een meer leidende rol en verantwoordelijkheden met zich mee.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser begrijpt dat een ambtsbericht mee mag wegen bij het besluit tot functietoewijzing maar het mag echter niet inhouden dat een militair categoraal wordt uitgesloten voor bepaalde functies, zoals bijvoorbeeld het uitsluiten van een bevordering. Dat doet verweerder wel door te stellen dat eisers bevordering door velen gezien zal worden als een beloning. Daarmee wordt eiser nog eens gestraft voor dezelfde gedragingen als waarvoor het ambtsbericht is opgelegd. Verweerder dient een inhoudelijke toets aan te leggen. In dat kader voert eiser kort gezegd aan dat hij hard gewerkt heeft aan zichzelf onder meer door het succesvol afronden van een traject over het omgaan met de bij hem vastgestelde autisme spectrum stoornis. Daarnaast heeft eiser de geambieerde functie gedurende 16 maanden naar alle tevredenheid waargenomen. De teamleiding geeft ook aan de het gewenst is dat eiser de werkzaamheden uitvoert. Eiser acht ook van belang dat hij in de geambieerde functie geen contact heeft met de collega’s die hij in het verleden ongewenst bejegend heeft. Ook het tijdsverloop sinds het opleggen van het ambtsbericht vindt eiser in zijn voordeel wegen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het al dan niet toewijzen van een functie, met inbegrip van de te hanteren functie-eisen, berust op een discretionaire bevoegdheid. Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter brengt dit mee dat de toetsing door de bestuursrechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend is.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de functie niet aan eiser toegekend is. Het betoog van eiser dat er sprake is van categoraal uitsluiten vanwege zijn ambtsbericht volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit heeft verweerder de afweging die is gemaakt weergegeven. Daarin is niet alleen de eis gesteld dat eiser zonder blaam dient te zijn. Er is een op eisers situatie toegespitste belangenafweging gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op het moment van beslissen gelet op het tijdsverloop sinds het opleggen van het ambtsbericht nog veel gewicht mogen toekennen aan het ambtsbericht. Tussen partijen is immers niet in geschil dat het een zwaar ambtsbericht betreft. Zoals verweerder ter zitting nogmaals bevestigde wordt de ontwikkeling die eiser doormaakt op het gebied van zijn gedrag gewaardeerd. Ook eisers goede functioneren bij de waarneming van de geambieerde functie wordt door verweerder onderkend. Overigens is ter zitting gebleken dat er een verschil van mening bestaat tussen eisers eigen brigade en verweerder over de vraag of eiser de geambieerde functie zou mogen vervullen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door de brigade gemaakte keuze dat dat wel mocht niet hoeft te continueren. Het tijdsverloop sinds het opleggen van het ambtsbericht maakt dat verweerder heeft kunnen besluiten dat meer gewicht toe komt aan het verder monitoren van eisers ontwikkeling.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de geambieerde functie niet aan eiser toegewezen wordt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3769