ECLI:NL:RBDHA:2024:9096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat hij Spanje verantwoordelijk acht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder de stelling dat de Staatssecretaris expliciet om een reactie van de Spaanse autoriteiten had moeten vragen over zijn inreisdatum in Spanje. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een fictief claimakkoord, wat betekent dat Spanje heeft gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in Spanje in behandeling zal worden genomen.

Eiser heeft ook betoogd dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, verwijzend naar een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje en naar discriminatie die hij in Spanje heeft ervaren. De rechtbank stelt echter vast dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, en is op 4 juni 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.18356
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J. Oosterhof),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen omdat hij Spanje verantwoordelijk acht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank bespreekt de beroepsgronden hieronder.
Claimakkoord
4. Eiser stelt dat de staatssecretaris de Spaanse autoriteiten expliciet om een reactie had moeten vragen over eisers inreisdatum in Spanje. De Spaanse autoriteiten hebben het
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
claimverzoek van eiser niet geaccepteerd, maar er is een fictief claimakkoord tot stand gekomen. Hierdoor is het niet duidelijk of Spanje eventueel het claimverzoek af had willen wijzen, omdat de inreisdatum die is opgegeven onjuist is. Door uit te gaan van ‘wie zwijgt stemt toe’ gaat de staatssecretaris te kort door de bocht, wat leidt tot het tot stand komen van een onzorgvuldig besluit.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. In het geval van eiser is er sprake van een terugname situatie, in dat geval volgt uit artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening dat een fictief claimakkoord is gelijkgesteld met een expliciet gegeven claimakkoord. Dit betekent dat Spanje met het gegeven claimakkoord heeft gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in Spanje in behandeling zal worden genomen. Als de Spaanse autoriteiten het niet eens waren met de opgegeven inreisdatum in Spanje, had het op de weg van de Spaanse autoriteiten gelegen om het claimverzoek af te wijzen. Dat is niet gebeurd. De beroepsgrond slaagt niet.

Interstatelijk vertrouwensbeginsel

6. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser verwijst daarbij naar het feit dat er door de Europese Commissie een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje. Daarnaast verwijst eiser naar de inhoud van de AIDA Country Reports over Spanje. Verder heeft eiser ook te maken gehad met discriminatie in Spanje. Dit is ook de reden dat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend. Dat eiser hierover bij de Spaanse autoriteiten zou kunnen klagen is in de praktijk een utopie.
7. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht neemt, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo2.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in onder meer de uitspraken van 27 juli 20233 en 1 december 20234 ook nog geoordeeld. In deze uitspraken zijn ook de AIDA Country Reports betrokken. Eiser heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd op welke AIDA Country Report hij doelt en op welke punten uit dit AIDA Country Report. Het is daarom op geen enkele wijze door eiser aannemelijk gemaakt
2 ECLI:EU:C:2019:218.
waarom deze rapporten in zijn geval tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Daarnaast is het enkele feit dat er een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje ook onvoldoende om niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te kunnen gaan. Deze inbreukprocedure is namelijk gestart wegens het mogelijk niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn. Het is echter niet gebleken welke gebreken aanleiding zijn voor de inbreukbeslissing. Daarbij komt ook dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Mocht eiser hier toch problemen bij ondervinden, is het aan eiser om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Het is immers niet gebleken dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Dat eiser te maken heeft gehad met discriminatie in Spanje heeft eiser niet onderbouwd. Echter ook in dat geval is het aan eiser om daarover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiser niet willen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.