ECLI:NL:RBDHA:2024:9087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
22/5058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering; geen verrekening van verwervingskosten van inkomen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 maart 2024, wordt de herziening van de bijstandsuitkering van eiseres en de terugvordering van te veel betaalde bijstand behandeld. Eiseres, die sinds 27 juni 2002 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, dat op 22 april 2022 de bijstandsuitkering over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2022 heeft herzien en een bedrag van € 6.983,23 heeft teruggevorderd. Dit besluit volgde op anonieme meldingen over zwart werk, waarna het college een onderzoek instelde. Eiseres erkende dat zij in de genoemde periode huishoudelijk werk heeft verricht, maar betoogde dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten die zij hiervoor heeft gemaakt.

De rechtbank oordeelt dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering rechtmatig zijn. De rechtbank verwijst naar de wetsgeschiedenis van het inkomensbegrip in de bijstandswetten, waaruit blijkt dat de wetgever geen rekening heeft willen houden met verwervingskosten bij het vaststellen van het in aanmerking te nemen inkomen. De rechtbank concludeert dat het college de door eiseres aangevoerde kosten terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Eiseres heeft in haar beroepschrift niet voldoende onderbouwd waarom de standpunten van het college onjuist zouden zijn, waardoor haar beroep ongegrond wordt verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over de herziening van de aan eiseres verleende bijstandsuitkering en over de terugvordering van aan haar betaalde bijstand.
1.2.
Bij besluit van 22 april 2022 heeft het college de bijstandsuitkering over de periode 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2022 herzien en de over die periode te veel betaalde bijstand teruggevorderd.
1.3.
Eiseres heeft bij het college bezwaar gemaakt tegen de herziening en terugvordering. Bij besluit van 25 juli 2022 heeft het college dat bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar. Met deze uitspraak beslist de rechtbank op dat beroep.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting aan de orde gesteld. Partijen zijn, met voorafgaande afmelding, niet verschenen.

Beoordeling van het beroep

Achtergrond van het bestreden besluit
2. Eiseres ontvangt sinds 27 juni 2002 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Naar aanleiding van anonieme meldingen over zwart werk heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering. Uit dat onderzoek is gebleken dat eiseres in de periode 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2022 op verschillende adressen tegen betaling huishoudelijk werk heeft verricht. Eiseres heeft dat erkend. Zij heeft de met het huishoudelijk werk verdiende inkomsten niet eerder aan het college gemeld. Vanwege deze inkomsten heeft het college haar uitkering over de betrokken periode herzien en de aan haar te veel betaalde bijstand ten bedrage van € 6.983,23 teruggevorderd. Ter aflossing wordt vanaf 1 april 2022 maandelijks 5% ingehouden op de uitkering van eiseres.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres betoogt dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten die zij in verband met het huishoudelijk werk heeft gemaakt. De bedragen die zij voor het huishoudelijk werk heeft ontvangen, zijn geen verdiensten, maar omzet. Van de omzet moeten de kosten worden afgetrokken om tot de winst te komen, aldus eiseres. Verder handhaaft zij alle gronden die zij in de bezwaarprocedure heeft aangevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van betaalde bijstand rechtmatig zijn. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende overwegingen.
4.2.
Zoals de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen [1] , blijkt uit de wetsgeschiedenis van het inkomensbegrip in de opeenvolgende bijstandswetten dat de wetgever uitdrukkelijk voor ogen heeft gestaan dat bij de in aanmerking te nemen inkomsten geen rekening wordt gehouden met de kosten van verwerving van inkomen. Verwervingskosten worden gerekend tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten, die uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Het is dan ook vaste rechtspraak dat bij de vaststelling van het in het kader van de bijstand in aanmerking te nemen inkomen geen plaats is voor verrekening van verwervingskosten. Het college heeft de door eiseres aangevoerde kosten dus terecht buiten beschouwing gelaten.
4.3.
Voor zover eiseres voor het overige heeft aangevoerd dat zij haar gronden uit de bezwaarprocedure handhaaft, overweegt de rechtbank dat het college in het besluit op bezwaar gemotiveerd daarop is ingegaan. Eiseres heeft in haar beroepschrift niet uiteengezet waarom de desbetreffende standpunten van het college onjuist zouden zijn. Het aangevoerde vormt daarom geen grond voor vernietiging van het besluit op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van betaalde bijstand in stand blijven.
5.2.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug en krijgt zij geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 12 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1798.