ECLI:NL:RBDHA:2024:9087
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering; geen verrekening van verwervingskosten van inkomen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 maart 2024, wordt de herziening van de bijstandsuitkering van eiseres en de terugvordering van te veel betaalde bijstand behandeld. Eiseres, die sinds 27 juni 2002 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, dat op 22 april 2022 de bijstandsuitkering over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 maart 2022 heeft herzien en een bedrag van € 6.983,23 heeft teruggevorderd. Dit besluit volgde op anonieme meldingen over zwart werk, waarna het college een onderzoek instelde. Eiseres erkende dat zij in de genoemde periode huishoudelijk werk heeft verricht, maar betoogde dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten die zij hiervoor heeft gemaakt.
De rechtbank oordeelt dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering rechtmatig zijn. De rechtbank verwijst naar de wetsgeschiedenis van het inkomensbegrip in de bijstandswetten, waaruit blijkt dat de wetgever geen rekening heeft willen houden met verwervingskosten bij het vaststellen van het in aanmerking te nemen inkomen. De rechtbank concludeert dat het college de door eiseres aangevoerde kosten terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Eiseres heeft in haar beroepschrift niet voldoende onderbouwd waarom de standpunten van het college onjuist zouden zijn, waardoor haar beroep ongegrond wordt verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.