ECLI:NL:RBDHA:2024:9064
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Tozo-uitkering en terugvordering van teveel betaalde bijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Akbaba, en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door E. Doeve. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een Tozo-uitkering, die eiser had aangevraagd in het kader van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) vanwege de coronacrisis. Eiser had eerder een Tozo-uitkering ontvangen, maar deze werd opgeschort en later ingetrokken door verweerder, die stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op de Tozo-uitkering, omdat hij niet kon aantonen dat zijn bedrijf financieel geraakt was door de coronacrisis. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij eiser lag en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de Tozo-aanvraag terecht was en dat de terugvordering van de teveel betaalde bijstand op grond van artikel 58 van de Participatiewet gerechtvaardigd was. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.