ECLI:NL:RBDHA:2024:9030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
NL23.35556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf als gezinslid van een Turkse werknemer

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Turkse nationaliteit hebbende vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als gezinslid van een Turkse werknemer. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 6 oktober 2022 afgewezen, en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard op 20 oktober 2023. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de staatssecretaris als de gemachtigde van eiseres aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat zij financieel afhankelijk is van haar referente, die zij als gezinslid beschouwt. De staatssecretaris betwist echter dat er sprake is van een gezinslid in de zin van het Besluit 1/80, omdat de Turkse nationaliteit van de referente niet is aangetoond en er geen gezagsverhouding bestaat. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM, en dat de belangen van eiseres niet opwegen tegen de belangen van de Nederlandse staat.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] ’ (referente).
1.1
Bij het primaire besluit van 6 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van de staatssecretaris en de gemachtigde van eiser deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres legt de rechtbank hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toelichting op de aanvraag
3. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en verblijft momenteel in Turkije. Zij heeft een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning als gezinslid van een Turkse werknemer in opgaande lijn in verband met het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije. De grond gezinslid in opgaande lijn is door eiseres zelf toegevoegd op het aanvraagformulier. Eiseres heeft de aanvraag onderbouwd met een verklaring van het wijkhoofd waaruit blijkt dat eiseres in al haar zorg en behoeften wordt voorzien door referente, de salarisspecificatie van referente, de Nederlandse paspoorten en Nufusdocumenten van referente en haar man en bewijzen van twee geldtransacties van tweehonderd euro van referente naar eiseres.

Het bestreden besluit

4. De staatssecretaris merkt allereerst op dat er geen verblijfsvergunning bestaat met het doel ‘verblijf als gezinslid van een Turkse werknemer opgaande lijn’. Wel kan eiseres een beroep doen op de standstillbepaling uit artikel 13 van Besluit 1/80 [1] en daarmee op het in 2012 afgeschafte beleid voor verruimde gezinshereniging voor ouderen. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres niet kan worden aangemerkt als gezinslid van een Turkse werknemer in de zin van Besluit 1/80. De Turkse nationaliteit van referente is namelijk niet aangetoond. Referente kan ook niet worden aangemerkt als werknemer, doordat zij directeur is van een B.V. en daardoor een gezagsverhouding ontbreekt. Daarnaast is niet aangetoond dat eiseres ten laste komt van referente. Verder is er volgens de staatssecretaris tussen eiseres en referente geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Niet is namelijk aangetoond of gebleken dat er sprake is van ‘more than normal emotional ties’, waarvan sprake moet zijn om beschermenswaardig familie- of gezinsleven aan te nemen tussen ouders en hun meerderjarige kinderen. Verder wegen de belangen van eiseres niet op tegen de belangen van de Nederlandse staat, zodat ook hierom niet op grond van artikel 8 van het EVRM aan eiseres verblijf verleend dient te worden, aldus de staatssecretaris.
Is eiseres ten onrechte niet aangemerkt als gezinslid van een Turkse werknemer?
5. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris haar ten onrechte niet heeft aangemerkt als gezinslid van een Turkse werknemer. Hiertoe voert eiseres het volgende aan. De staatssecretaris overweegt allereerst ten onrechte dat niet is aangetoond dat referente de Turkse nationaliteit bezit. In de bezwaarfase zijn namelijk stukken overgelegd waaruit blijkt dat zowel referente als haar partner de Turkse nationaliteit bezitten. De staatssecretaris heeft de datum op de overlegde Turkse identiteitskaart ten onrechte aangemerkt als geldigheidsdatum, terwijl dit een datum van afgifte betreft. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat eiseres ten laste komt van referente, omdat niet zou zijn aangetoond in hoeverre eiseres materieel wordt ondersteund door referente. Eiseres is financieel afhankelijk van referente en kan zonder haar ondersteuning niet in haar basisbehoeften voorzien. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres overgelegd een (vertaalde) uitdraai van de Turkse sociale zekerheidsinstelling waaruit blijkt dat zij geen pensioen ontvangt, een kopie van de geldtransacties van referente naar eiseres en een verklaring van haar wijkhoofd in Ankara waarin deze verklaart dat eiseres materieel afhankelijk is van referente. De staatssecretaris heeft ten onrechte overwogen dat deze verklaring niet voldoende zou zijn om de noodzaak van de financiële ondersteuning door referente aan te tonen, aangezien dit met ieder passend middel kan worden aangetoond. [2] Het betreft hier een objectief verifieerbare verklaring van een onafhankelijke derde die duidelijk heeft verklaard dat eiseres niet in haar basisbehoeften kan voorzien en dat referente eiseres financieel ondersteunt. Bovendien is deze verklaring onderbouwd meteen verklaring van de zoon van eiseres. Op de zitting heeft eiseres ook betwist dat er in het geval van referente geen sprake is van werknemerschap. Hierbij heeft zij gewezen op de uitspraak van het Hof van Justitie van 10 juli 2014 [3] met daarbij de noot van [naam 2]. [4] Daaruit volgt volgens eiseres dat een zelfstandige ook een beroep kan doen op het associatieverdrag.
5.1.
De staatssecretaris handhaaft in zijn verweerschrift het standpunt dat eiseres geen gezinslid is van een Turkse werknemer omdat nog steeds niet is aangetoond dat referente de Turkse nationaliteit bezit. Op de zitting heeft de staatssecretaris echter aangegeven dat er sprake is geweest van een absolute vergissing bij het beoordelen van het identiteitsdocument. Het betreft een Nufusdocument en deze bevat enkel een datum van afgifte. De staatssecretaris werpt eiseres niet langer tegen dat de Turkse nationaliteit niet is aangetoond. Wel herhaalt de staatssecretaris zijn standpunt dat referente niet kan worden aangemerkt als werknemer. De staatssecretaris heeft op de zitting aangegeven niet te kunnen reageren op de door eiseres ingebrachte uitspraak van het Hof van Justitie en de daarbij behorende noot, omdat deze pas door eiseres voor het eerst op de zitting zijn aangevoerd. Daarnaast is ook nog altijd niet aangetoond dat eiseres ten laste komt van referente en dus dat zij als
gezinslidvan een Turkse werknemer kan worden aangemerkt.
5.2.
Het betoog van eiseres dat wel sprake is van werknemerschap laat de rechtbank buiten beschouwing en zal de rechtbank niet inhoudelijk beoordelen. Eiseres heeft namelijk pas eerst op de zitting betwist, onder verwijzing naar het onder voetnoot 3 genoemde arrest, dat er in het geval van referente geen sprake is van werknemerschap. De staatssecretaris heeft ter zitting te kennen gegeven niet te kunnen reageren op de grond van eiseres, en het arrest, omdat hij hier niet op was voorbereid. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat er sprake is van strijd met de goede procesorde als nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend, dat de andere partij wordt belemmerd om daarop adequaat te reageren. [5] Dat is – zoals ook op de zitting is gebleken – hier het geval. Als gevolg hiervan wordt het standpunt van de staatssecretaris dat er geen sprake is van werknemerschap als niet bestreden beschouwd. Reeds om die reden staat in deze procedure vast dat referente geen gezinslid is van een Turkse werknemer.
5.3.
Bovendien heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij ten laste komt van referente en dus dat zij als gezinslid van referente kan worden aangemerkt. De kopieën van twee geldtransacties van 200 euro per keer in december 2021 en maart 2022 zijn niet voldoende om aan te tonen dat eiseres financieel (volledig) afhankelijk is van referente. De verklaringen van het wijkhoofd en de zoon van eiseres tonen ook niet aan dat eiseres afhankelijk is van referente, alleen al om de reden dat dit geen objectief verifieerbare stukken zijn. Eiseres heeft verder een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat zij geen pensioen ontvangt, maar de staatssecretaris heeft terecht in de herstel verzuimbrief van 20 september 2023 verschillende vragen gesteld aan eiseres over het feit dat zij eerder een goed betaalde baan had, waarom zij vroegtijdig is gestopt en waarom zij geen pensioen ontvangt. Eiseres heeft niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt om deze onduidelijkheden op te helderen. Dit had zij wel kunnen doen om haar afhankelijkheid van referente aannemelijk te maken. Ook om deze reden heeft de staatssecretaris terecht vastgesteld dat geen sprake is van ‘een gezinslid van een Turkse werknemer’. Dat betekent dat eiseres niet onder de werkingssfeer van artikel 13 van Besluit 1/80 valt en eiseres daarom geen beroep op deze bepaling kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM omdat er tussen haar en referente geen sprake zou zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Hiertoe voert eiseres aan dat zij geen inkomsten heeft en zij volledig afhankelijk is van de ondersteuning door referente om in haar basisbehoeften te kunnen voorzien. Haar zoon is niet in staat om haar financieel te ondersteunen. Ook voert eiseres aan dat haar ten onrechte is tegengeworpen dat zij al jaren gescheiden leeft van haar dochter, aangezien samenwoning niet een vereiste is voor het bestaan van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Dat de sterke en emotionele band tussen eiseres en referente volgens de staatssecretaris kan worden voortgezet op de manier waarop dat nu gebeurt, is een voorwaarde die de staatssecretaris stelt, maar die niet volgt uit de jurisprudentie over de beoordeling van het al dan niet bestaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Referente wordt op deze manier gedwongen als Nederlandse burger te kiezen tussen het voortzetten van haar economische activiteiten hier of het uitoefenen van het gezinsleven met eiseres in Turkije.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente niet zijn aangetoond. Er is niet gebleken dat zij een band hebben die sterker is dan de gebruikelijke band tussen moeder en dochter. De financiële afhankelijkheid van eiseres van referente is niet aangetoond met objectief verifieerbare stukken, aldus de staatssecretaris. Ook is niet gebleken van een dermate onderlinge afhankelijkheid tussen eiseres en referente, dat eiseres niet in staat is om zelfstandig te functioneren. Dit blijkt ook uit het feit dat zij al jaren gescheiden van elkaar leven. De emotionele band die er tussen hen is, kan op de huidige manier worden voortgezet. De aangevoerde omstandigheid dat referente moet kiezen tussen het voortzetten van haar economische activiteiten in Nederland en het uitoefenen van gezinsleven in Turkije is volgens de staatssecretaris een subjectieve belemmering. Dit maakt het voor eiseres en referente niet onmogelijk om het gezinsleven in Turkije voort te zetten, voor zover dat nodig is.
6.2.
Uit de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2024 volgt dat er familieleven kan bestaan tussen meerderjarige familieleden buiten het kerngezin, als er tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. [6] Het gaat er vooral om of er sprake is van een op basis van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden vast te stellen afhankelijkheid tussen de betrokken volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. Het gaat dus niet alleen om de vraag of de relatie in emotioneel opzicht uitstijgt boven dat wat tussen volwassen familieleden gebruikelijk is. De staatssecretaris moet bij de beoordeling hiervan alle individuele omstandigheden van het geval betrekken. Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft in verschillende arresten factoren aangewezen die relevant kunnen zijn voor de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Van belang is of de familieleden hebben samengewoond [7] , de mate van financiële afhankelijkheid [8] , de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden [9] , de banden met het land van herkomst [10] , en of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin [11] .
6.3.
Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat er tussen haar en referente geen sprake is van een familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM slaagt niet. De staatssecretaris heeft alle relevante omstandigheden in samenhang beoordeeld en terecht geconcludeerd dat niet is gebleken van beschermingswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Zoals de rechtbank onder rechtsoverweging 5.2 heeft geoordeeld heeft eiseres niet aangetoond financieel afhankelijk te zijn van referente. De staatssecretaris heeft eiseres ook niet ten onrechte tegengeworpen dat zij en referente al langere tijd gescheiden wonen. Daarnaast is eiseres ook fysiek niet afhankelijk van eiseres, wat ook niet ten onrechte in haar nadeel wordt meegewogen. De emotionele band en financiële ondersteuning zoals eiseres en referente die nu uitoefenen kunnen ook op de huidige manier worden voortgezet.
Belangenafweging
7. De rechtbank overweegt verder dat zij aan de overige beroepsgronden, die zien op de door de staatssecretaris verrichte belangenafweging, niet toekomt. In de uitspraak van 27 maart 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM mag volstaan met de vaststelling dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen een vreemdeling en referent bestaan, als hij daarbij alle relevante individuele aspecten heeft betrokken. [12] Anders dan uit eerdere rechtspraak volgt, hoeft hij dus niet vervolgens de belangen van de Nederlandse Staat af te wegen tegen de belangen van de betrokken vreemdeling. De staatssecretaris had dus mogen volstaan met de vaststelling dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Dat betekent dat de belangenafweging die de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft verricht ten overvloede is verricht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie (Besluit 1/80).
2.Eiseres verwijst hierbij naar HvJEU 9 januari 2007, ECLI:EU:C:2007:1, Yunying Jia tegen Migrationsverket.
3.HvJEU 10 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2066, Naime Dogan tegen Duitsland, rechtsoverweging 36 en 37.
4.JV 2014/263, HvJEU, 10 juli 204, ECLI:EU:C:2014:2066, Naime Dogan tegen Duitsland, onder punt 4 en 5.
5.Zie ABRvS van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:16, onder 4.1. en ABRvS van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:379, onder 2.2.
6.Onder meer ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2023:1188.
7.EHRM 9 oktober 2003, Slivenko tegen Letland, ECLI:CE:ECHR:2003:1009JUD004832199, 97 en EHRM 18 november 2014, Senchishak tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1118JUD000504912, onder 55-57.
8.EHRM 20 september 2011, A.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2011:0920JUD000800008.
9.EHRM 10 oktober 1994, Gül tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:1994:1010DEC002321894.
10.EHRM 28 juni 1995, Jankovic tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:1995:0628DEC002577794.
11.EHRM 7 november 2000, Kwakye-Nti en Dufie tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2000:1107DEC003151996
12.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.