In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van een DNA-onderzoek waaruit bleek dat de referent niet de biologische vader van eiser is. Eiser heeft eerder al beroep ingesteld tegen een eerdere afwijzing, waarbij de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg opnieuw te beslissen. Echter, de staatssecretaris bleef bij de afwijzing in het bestreden besluit van 19 december 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 8 [maand] 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet automatisch had hoeven toetsen of er sprake was van een pleegrelatie, ondanks dat eiser aanvoert dat er een feitelijke gezinsband bestaat. De rechtbank concludeert dat er geen sterke aanknopingspunten zijn voor een feitelijke gezinsband, aangezien referent en eiser niet samenwoonden en er geen omstandigheden zijn die dit zouden ondersteunen.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft getoetst aan artikel 8 van het EVRM, wat een motiveringsgebrek oplevert. De rechtbank oordeelt echter dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen blijven, omdat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom hij niet ambtshalve heeft getoetst aan artikel 8. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.