Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Loth, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 27 mei 2024 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 10 juni 2024 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. I. Vugs.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat er concrete aanknopingspunten waren voor een overdracht van de eiser naar Duitsland op basis van de Dublinverordening. De rechtbank ging voorbij aan de vraag of de loopbrief die aan de eiser was verstrekt gelijkgesteld kon worden aan een formele asielaanvraag, omdat dit niet relevant was voor de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er geen aanleiding was om de maatregel van bewaring te vervangen door een lichter middel, ondanks de klachten van de eiser over zijn psychische gezondheid. De rechtbank vond dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.