ECLI:NL:RBDHA:2024:8984
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met eerdere toewijzing
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling uit Oekraïne. De verzoeker had eerder op 21 februari 2024 een terugkeerbesluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en had op 4 april 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat een andere gemachtigde van de verzoeker op 10 april 2024 al een soortgelijk verzoek had ingediend, dat was toegewezen. Dit leidde tot de conclusie dat het procesbelang van de verzoeker bij het nieuwe verzoek ontbrak.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeker op 12 april 2024 gevraagd om zijn belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening te verduidelijken, maar hierop heeft de verzoeker niet gereageerd. Gezien het feit dat er al een eerdere toewijzing was en de verzoeker geen procesbelang kon aantonen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan zonder zitting, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.