ECLI:NL:RBDHA:2024:8945
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Balkenende, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I.E. Lemmers, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 16 april 2024 in Utrecht, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL24.12683) behandeld. In de uitspraak van die andere zaak is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, waardoor het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 23 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.