ECLI:NL:RBDHA:2024:8929
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 25 maart 2024, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat hij een tijdelijke maatregel vroeg totdat er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak zou zijn gedaan. De zitting vond plaats op 16 april 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. de Jong, en een tolk, M. Kurdi. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. I.E. Lemmers.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de hoofdzaak, onder zaaknummer NL24.12995, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 23 april 2024, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.