ECLI:NL:RBDHA:2024:8917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
C/09/665231 FT RK 24/382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens onvoldoende bewijs van problematische schuldensituatie en nakoming verplichtingen

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak van de heer [verzoeker], die verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 1.649.463,70, waarvan de grootste schuldeiser zijn ex-echtgenote, mevrouw [verweerster], is met een vordering van € 1.602.683,23. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen omdat niet voldoende duidelijk is of alle vermogensbestandsdelen van de heer [verzoeker] bekend zijn en of hij zijn verplichtingen in de WSNP naar behoren zal nakomen.

Tijdens de zitting op 27 mei 2024 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de heer [verzoeker] zelf, zijn zoon, en vertegenwoordigers van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] niet heeft aangetoond dat hij in een problematische schuldensituatie verkeert en dat hij te goeder trouw is geweest met betrekking tot zijn schulden. Mevrouw [verweerster] heeft betoogd dat de heer [verzoeker] nog steeds over vermogensbestandsdelen beschikt, waaronder ondernemingen en onroerend goed, en dat zijn zoon mogelijk als stroman fungeert.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de heer [verzoeker] in loondienst is bij een stichting waarvan zijn zoon de leiding heeft, en dat zijn inkomen onder het wettelijk minimum ligt. De heer [verzoeker] heeft niet overtuigend aangetoond dat hij zich inspant om een beter inkomen te genereren. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot toepassing van de WSNP moet worden afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven, griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/665231 / FT RK 24/382
vonnis van 10 juni 2024
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 27 mei 2024. Op de zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- [naam 1] , zoon en werkgever van verzoeker,
- [naam 2] , schuldregelaar gemeente [gemeente] + kantoormedewerker,
- Dhr. [naam 3] , van [bedrijfsnaam]
- [naam 4] , klantbegeleider gemeente [gemeente] ,
- [naam 5] , Doelgroepenteam gemeente [gemeente] ,
- [verweerster] , verweerster,
- mr. A.A.M. Knol, advocaat van verweerster, + kantoorgenoot.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verweerschrift van Maaldrink Vermeulen Advocaten, namens mevrouw [verweerster] .

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
De heer [verzoeker] kan alleen worden toegelaten tot de WSNP als hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet. Een van de voorwaarden is dat aannemelijk moet zijn dat de heer [verzoeker] in een problematische schuldensituatie verkeert en dat de heer [verzoeker] zijn verplichtingen in de WSNP voldoende zal nakomen.
2.2.
De heer [verzoeker] heeft een totale schuldenlast van € 1.649.463,70. De grootste schuldeiser is de ex-echtgenote van de heer [verzoeker] , mevrouw [verweerster] met een vordering van € 1.602.683,23. Deze vordering vloeit voort uit een echtscheidingsconvenant uit 2008. Verzoeker heeft ter zitting, samengevat, verklaard dat hij door de kredietcrisis genoodzaakt was zijn onroerend goed met verlies te verkopen. Hierdoor zou hij inmiddels niet meer in staat te zijn om de vorderingen te voldoen.
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg ligt van de heer [verzoeker] om aan te tonen dat hij in een problematische schuldensituatie verkeert, dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden en dat hij zijn verplichtingen in de WSNP naar behoren zal nakomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de heer [verzoeker] hier niet in geslaagd. Mevrouw [verweerster] heeft onderbouwd aangevoerd dat de heer [verzoeker] nog steeds over vermogensbestandsdelen beschikt. De heer [verzoeker] heeft meerdere ondernemingen en onroerende goederen op zijn naam gehad en was werkzaam in de onroerend goed sector. Deze ondernemingen en onroerende goederen staan inmiddels niet meer op naam van de heer [verzoeker] . Opvallend is dat de zoon van de heer [verzoeker] , [naam 1] , bestuurder is van gelijksoortige ondernemingen. Volgens mevrouw [verweerster] zou [naam 1] fungeren als stroman voor de heer [verzoeker] . De heer [verzoeker] heeft ter zitting weliswaar alles ontkend, maar heeft geen enkele documentatie overgelegd die het verweer van mevrouw [verweerster] weerleggen. De rechtbank is derhalve van oordeel dan onvoldoende duidelijk is dat alle vermogensbestandsdelen bekend zijn en dat de heer [verzoeker] daadwerkelijk verkeert in een situatie zonder vermogen.
Daarnaast is de heer [verzoeker] in loondienst bij de Stichting [stichting] , waarvan de zoon de voorzitter, secretaris en penningmeester is. De heer [verzoeker] ontvangt, volgens de salarisspecificatie van januari 2024, een inkomen op basis van een uurloon van € 11,16. Dit inkomen ligt onder het wettelijk minimumuurloon van € 13,27. Ter zitting heeft de heer [verzoeker] verklaard dat hij zich bezig houdt met de verhuur van appartementen in [plaats buitenland 1] en [plaats buitenland 2] . Hij regelt de zaken zoals de sleuteloverdracht, onderhoud en schoonmaak. Dit doet hij zowel fysiek ter plaatse als op afstand. Gelet op zijn jarenlange ervaring in de vastgoedsector acht de rechtbank het echter niet onaannemelijk dat de heer [verzoeker] bij een andere werkgever mogelijk een hoger inkomen zou kunnen genereren. De heer [verzoeker] heeft ter zitting enkel verklaard dat hij geen opleiding heeft genoten en daarom geen hoger inkomen kan generen. Het zou ook een kwestie zijn van vraag en aanbod zijn. De heer [verzoeker] heeft dit echter op geen enkele manier met stukken onderbouwd. De heer [verzoeker] heeft ter zitting ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bereid is om zich in te spannen tot het vinden van een betere baan met een hoger inkomen. De rechtbank acht het daarom onaannemelijk dat de heer [verzoeker] zijn verplichtingen in de WSNP naar behoren zal nakomen.
2.3.
Op grond van het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
af.
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.