ECLI:NL:RBDHA:2024:8917
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens onvoldoende bewijs van problematische schuldensituatie en nakoming verplichtingen
Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak van de heer [verzoeker], die verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 1.649.463,70, waarvan de grootste schuldeiser zijn ex-echtgenote, mevrouw [verweerster], is met een vordering van € 1.602.683,23. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen omdat niet voldoende duidelijk is of alle vermogensbestandsdelen van de heer [verzoeker] bekend zijn en of hij zijn verplichtingen in de WSNP naar behoren zal nakomen.
Tijdens de zitting op 27 mei 2024 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de heer [verzoeker] zelf, zijn zoon, en vertegenwoordigers van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] niet heeft aangetoond dat hij in een problematische schuldensituatie verkeert en dat hij te goeder trouw is geweest met betrekking tot zijn schulden. Mevrouw [verweerster] heeft betoogd dat de heer [verzoeker] nog steeds over vermogensbestandsdelen beschikt, waaronder ondernemingen en onroerend goed, en dat zijn zoon mogelijk als stroman fungeert.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de heer [verzoeker] in loondienst is bij een stichting waarvan zijn zoon de leiding heeft, en dat zijn inkomen onder het wettelijk minimum ligt. De heer [verzoeker] heeft niet overtuigend aangetoond dat hij zich inspant om een beter inkomen te genereren. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot toepassing van de WSNP moet worden afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven, griffier.