In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 25 januari 2024 over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis en voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag, wat aanleiding geeft tot het indienen van beroep. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, omdat eiser aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is overschreden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aanvraag nog niet compleet is en heeft verzocht om een langere beslistermijn. De rechtbank heeft besloten dat verweerder acht weken krijgt om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder is verplicht om binnen acht weken een besluit te nemen op de aanvraag. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 25 januari 2024.