ECLI:NL:RBDHA:2024:888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.14064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens afwezigheid en gebrek aan procesbelang

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1994 en van Sri Lankaanse nationaliteit, heeft op 22 april 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 7 mei 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 16 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is geweest met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland.

De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij nog in Nederland verblijft of dat er contact is met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. De afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit blijven in stand, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14064

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.F.J. Smeulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 22 april 2023 een asielaanvraag ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 mei 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft beroep (NL23.14064) ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en mr. [naam], als waarnemer van de gemachtigde van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1994 en over de Sri Lankaanse nationaliteit te beschikken. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij in Sri Lanka stelt problemen te hebben de politieke partij EPDP. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig wordt geacht en eiser zich te kwader trouw ontdaan heeft van zijn identiteits- en reisdocumenten. Tegen dit bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
3. Bij brief van 8 november 2023 heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld dat eiser - na opheffing van de vreemdelingenbewaring - met onbekende bestemming is vertrokken (de MOB-melding). Verweerder verwijst hierbij naar bijlages uit zijn eigen digitale systeem, waaruit blijkt dat eiser op 16 november 2023 zijn zelfstandig woonruimte heeft verlaten. Uit het schrijven van 8 november 2023 blijkt vervolgens dat eiser asiel heeft aangevraagd in Frankrijk en dat verweerder akkoord gegaan is met de Dublin-claim die de Franse autoriteiten daarop bij verweerder hebben ingediend.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Bij schrijven van 13 november 2023 heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat eiser - ondanks zijn MOB-melding - nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Omdat verweerder de Dublin-claim van de Franse autoriteiten geaccepteerd heeft, bestaat er een kans dat eiser terugkeert naar Nederland en dat de gemachtigde het contact met eiser kan herstellen. Om deze redenen stelt eiser dat hij procesbelang behoudt bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Volgens vaste rechtspraak [2] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland, indien deze vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij of zij verblijft. In dat geval ontbreekt in beginsel het procesbelang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en zal dit beroep in de regel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij of zij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit komt er in de praktijk op neer dat de gemachtigde weet dat zijn cliënt nog in Nederland verblijft, waar zijn cliënt verblijft en dat de gemachtigde met de vreemdeling contact heeft gehad over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader gemaakt moeten worden.
6. Bij schrijven van 13 november 2023 heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank laten weten dat hij sinds de MOB-melding geen contact meer heeft gehad met zijn cliënt. Eiser is vervolgens niet verschenen op de zitting. Ter zitting heeft de waarnemer van de gemachtigde van eiser bevestigd dat het contact met eiser en zijn gemachtigde in de tussentijd niet hersteld is.
7. De rechtbank is van oordeel - gelet op de MOB-melding, het niet verschijnen van eiser ter zitting en vanwege het feit dat eiser sinds de MOB-melding geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde - dat uit de houding van eiser moet worden afgeleid dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Eiser heeft daarmee geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Vanwege het ontbreken van dit procesbelang zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard worden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. De afwijzing van de asielaanvraag van eiser en het aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod blijven in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.