In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 4 december 2022 ingediend, en de wet vereist dat er binnen zes maanden een beslissing wordt genomen. Deze termijn is door verweerder met negen maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 21 maart 2024 in gebreke gesteld, omdat er na het verstrijken van de termijn geen besluit was genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen. Dit is gedaan om zowel het belang van eiseres bij een tijdige beslissing als het belang van verweerder bij zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank eiseres in de proceskosten vergoed tot een bedrag van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 22 mei 2024. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kon worden beoordeeld. Eiseres heeft recht op een tijdige beslissing op haar aanvraag, en de rechtbank heeft de nodige maatregelen getroffen om dit te waarborgen.