6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse ernstige bedreigingen aan het adres van enkele medewerkers van de GGZ. De verdachte heeft in e-mails, via WhatsApp en in één geval ook via de voicemail gedreigd hen van het leven te beroven. In alle gevallen ging het om personen die direct bij de behandeling van de verdachte betrokken waren. Het handelen van de verdachte heeft bij de slachtoffers angst teweeggebracht. Dat de bedreigingen zeer serieus werden genomen blijkt ook uit het feit dat de GGZ in de dagen na de bedreigingen vergaande veiligheidsmaatregelen heeft getroffen op haar terrein. De verdachte heeft de bedreigende uitlatingen gedaan uit woede en frustratie ten aanzien van zijn behandeling en de medicatie die hij moet innemen. Die woede en frustratie zijn bij de verdachte zo hoog opgelopen dat hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan een forse mishandeling van een van zijn behandelaren. Op het moment dat de verdachte zijn depotmedicatie zou krijgen heeft hij een glazen pot in de richting van zijn behandelaar gegooid die daarbij flink letsel heeft opgelopen. Deze feiten zijn begaan tegen medewerkers van de GGZ op het moment dat zij hun werk deden. Bedreiging en mishandeling zijn op zichzelf al ernstige strafbare feiten maar het feit dat het in dit geval behandelaren betrof die zorg aan de verdachte verleenden, maakt het nog ernstiger en is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn pleegvader. Toen zijn pleegouders weigerden de verdachte geld te geven en hem binnen te laten om een e-mail te versturen heeft de verdachte de voordeur tegen zijn pleegvader geduwd en zijn pleegvader, die toen inmiddels op de grond lag, geschopt. Zijn pleegvader heeft als gevolg hiervan flink letsel opgelopen. De verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn pleegvader.
De persoon van de verdachte en de uitgebrachte rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 april 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, voor (onder meer) meer feiten begaan tegen beroepsuitoefenaars.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages, opgemaakt door M. Hulshof, gz-psycholoog, op 13 februari 2024 en R. Ramkisoen, psychiater, op 16 februari 2024.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking aan het onderzoek te verlenen en dat om die reden de psycholoog de gestelde vragen niet heeft kunnen beantwoorden. Aan het onderzoek door de psychiater heeft de verdachte wel meegewerkt. Uit dit rapport komt naar voren dat de verdachte lijdt aan een combinatie van ernstige psychopathologie. Er is bij hem sprake van schizofrenie, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in gebruik van cannabis, cocaïne en alcohol en opvoeding in afwezigheid van ouders. Op de dag van het versturen van de dreigende berichten aan zorgverleners was hij psychotisch ontregeld en had hij last van akoestische hallucinaties en paranoïde wanen. Door de uitgebreide paranoïde belevingen, die een forse verstoring van zijn realiteitstoetsing veroorzaken, heeft hij geen tot zeer beperkte vrijheid gehad in zijn gedragskeuzes. Daarnaast weegt bij de verdachte mee dat hij, ook vanuit zijn bedreigde antisociale persoonlijkheid, een onvermogen heeft te voldoen aan sociale normen. Er is een gebrek aan berouw, impulsiviteit en de verdachte is zeer prikkelbaar en in zijn gedrag grensoverschrijdend. De verdachte heeft daarmee nauwelijks remmingen op zijn agressieve impulsen, is roekeloos en toont zich onverschillig ten opzichte van de veiligheid van zichzelf en anderen. Zeker wanneer hij onder invloed van middelen is en hij de gedachte heeft dat hij onterecht bejegend wordt en boos is. De psychiater adviseert de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en legt die ten grondslag aan haar oordeel. De rechtbank zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen
De rechtbank heeft bij haar oordeel tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde meegewogen, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Tevens weegt strafverzwarend dat de verdachte recentelijk is veroordeeld voor bedreiging(en) en mishandeling. In het licht hiervan acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zij zal aan de verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Overwegingen omtrent de op te leggen maatregel
De kans op recidive schat de psychiater hoog in. Om die kans te verminderen is het volgens de psychiater essentieel dat de verdachte een gespecialiseerde psychiatrische behandeling blijft ontvangen voor zijn stoornissen. De psychiater heeft daarbij opgetekend dat de verdachte mede door zijn gebrek aan ziekte-inzicht en zelfbeheersing niet in staat is om zonder toezicht, zelf consistent een behandeling te volgen.
De verdachte is al langere tijd onder behandeling en begeleiding van de GGZ is. Dit traject is moeizaam verlopen. De verdachte accepteert de bij hem gestelde diagnoses niet en verweert zich regelmatig tegen de voor hem zo belangrijke medicatie. Regelmatig was zelfs politie-assistentie nodig om hem het depot toe te kunnen dienen in het kader van de lopende civiele zorgmachtiging. De psychiater heeft geconcludeerd dat de verdachte een integraal forensische behandeling dient te ondergaan, met afdoende toezicht. Naar de mening van de psychiater dient deze behandeling klinisch aan te vangen in een forensische kliniek met een beveiligingssetting op tenminste FPK-niveau. Van hieruit kan gewerkt worden aan stabilisatie en geleidelijke resocialisatie. Een dergelijke opname binnen de kaders van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel wordt in de visie van de psychiater niet haalbaar geacht, gegeven de zeer beperkte motivatie van de verdachte en het gebrekkig ziekte- en probleembesef. Binnen dit kader hebben de toezichthouders en behandelaren ook onvoldoende mogelijkheden in te grijpen wanneer een decompensatie met verhoogd risico op recidive dreigt.
Een primair civielrechtelijke maatregel (zoals een zorgmachtiging in het kader van de
wet verplichte geestelijke gezondheidszorg), biedt eveneens onvoldoende mogelijkheden om de complexiteit van de problematiek van de verdachte in de volle breedte te kunnen behandelen. Bovendien is de zorgmachtiging al ingezet van 2022 tot eind 2023 om de verdachte te stabiliseren wat niet voldoende heeft geholpen.
Vanwege de onvoldoende (duurzame) bereidheid van de verdachte deze integrale en
intensieve behandeling aan te gaan, is een steviger strafrechtelijk kader noodzakelijk. Geadviseerd wordt dan ook dit traject uit te voeren binnen de kaders van een tbs-maatregel. Naar de mening van de psychiater is het alleen met deze stevige strafrechtelijke maatregel het mogelijk het risico op recidive blijvend te verminderen. Met een TBS met voorwaarden kan bovenstaand traject, in theorie, worden vormgegeven. Gezien de huidige houding van de verdachte, waarbij hij aangeeft dat hij enkel onder bevel van rechtbank meewerkt onder voorwaarden, achten de onderzoekers een TBS met voorwaarden haalbaar (in die zin dat hij in staat is zich aan afspraken te houden).
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 29 april 2024, waarbij de reclassering onderzoek heeft gedaan naar de uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden. Ook de reclassering acht het recidiverisico hoog als niet wordt ingegrepen. Om het recidiverisico te beperken is, ook volgens de reclassering, behandeling nodig. De reclassering heeft in het advies dezelfde aandachtsgebieden benoemd waar de behandeling op gericht zou moeten zijn als de psychiater. Anders dan de psychiater heeft de reclassering negatief geadviseerd over TBS met voorwaarden. De reclassering legt aan dit advies ten grondslag dat er zeer sterke twijfels bestaan of de verdachte in staat zal zijn zich langdurig aan voorwaarden te kunnen en te willen houden, waardoor het afbreukrisico op de voorwaarden hoog wordt ingeschat. Volgens de reclassering ontbreekt het de verdachte volledig aan ziektebesef en -inzicht, aan intrinsieke motivatie voor gedragsverandering. Volgens de reclassering vereist TBS met voorwaarden een meewerkende houding, ook ten aanzien van medicamenteuze behandeling. Het feit dat de verdachte ook nu in voorlopige hechtenis dwangbehandeling nodig heeft, maakt dat er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de verdachte voldoende zal meewerken. De reclassering heeft in dit verband ook gewezen op het problematisch verlopen behandeltraject bij de GGZ waarbij sprake was van zorgmijdend gedrag en agressie jegens behandelaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert op basis van het rapport van de psychiater dat, gelet op de stoornissen bij de verdachte en het gebrek aan beschermende factoren, het risico op terugvallen in crimineel gedrag hoog is. Verder neemt de rechtbank de conclusie van de psychiater over dat een behandeling voor de problematiek van de verdachte noodzakelijk is, om het risico op recidive te verminderen. Gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het feit dat hij in het verleden niet of nauwelijks bereid is geweest tot het meewerken aan behandeling, is de rechtbank van oordeel dat bijzondere voorwaarden – mocht een voorwaardelijk strafdeel al aan de orde zijn geweest – niet volstaan. Ditzelfde geldt voor een behandeling binnen een zorgmachtiging. Het voorgaande maakt dat er in dit geval geen reëel alternatief is voor de TBS-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan. Er is sprake van een bedreiging, een misdrijf zoals omschreven in artikel 37a lid 1 onder 2, en geweld tegen een ambtenaar, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het begaan van de feiten was er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van voornoemde rapportages en het reclasseringsrapport. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het behandelverleden van de verdachte, het gebrek aan ziekte-inzicht en ziektebesef en zijn ambivalente houding ten opzichte van zijn medicatie geen ruimte laten voor een andere conclusie dan dat oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is. Weliswaar heeft de verdachte ter zitting aangegeven bereid te zijn zich aan voorwaarden te houden en heeft hij aangegeven dat hij inderdaad lijdt aan schizofrenie, maar uit de rapporten van de psychiater en reclassering blijkt ook duidelijk dat de verdachte iedere diagnose betwist en medicatie alleen in depotvorm tot zich neemt. Ook nu in voorlopige hechtenis is alleen dwangbehandeling mogelijk gebleken. Uit de rapporten van de psychiater en de reclassering komt bovendien naar voren dat de verdachte niet in staat wordt geacht zich gedurende een langere periode aan een behandeling te conformeren. Naar het oordeel van de rechtbank resteert dan slechts TBS met dwangverpleging.
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd voor mishandeling van een ambtenaar en reeds daarom ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
De rechtbank realiseert zich dat de relatieve ernst van de strafbare feiten wellicht aanleiding zou kunnen geven voor de gedachte dat deze maatregel buiten proportie is, zoals door de raadsvrouw is betoogd. De rechtbank stelt echter, mede naar aanleiding van de uitgebrachte adviezen en gezien de veelheid van strafbare feiten en het hoge recidiverisico, samen met het gegeven dat de verdachte al een heel lange geschiedenis kent in het psychosociale domein, vast dat er geen alternatieven meer zijn. Tegen die achtergrond wordt, naar het oordeel van de rechtbank, voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.