ECLI:NL:RBDHA:2024:8831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
09/064234-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeval met fietser door roekeloos rijgedrag en overtredingen van de Wegenverkeerswet en Opiumwet

Op 23 februari 2024 vond in Gouda een ernstig verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, rijdend met hoge snelheid, een fietser genaamd [naam 1] aanreed. De verdachte negeerde verkeersregels en verleende geen voorrang, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk de intentie had om het leven van [naam 1] te beroven, en sprak hem vrij van poging tot doodslag. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan roekeloos rijgedrag en andere verkeersdelicten, evenals aan voorbereidingshandelingen voor de verkoop van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/064234-24
Datum uitspraak: 7 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Lamers naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 23 februari 2024 te Gouda, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [naam 1] en/of [naam 2] opzettelijk van het
leven te beroven, met een motorrijtuig (personenauto) op die [naam 1] en/of van
[naam 2] is ingereden, althans met dat motorrijtuig in de richting van die [naam 1]
en/of van [naam 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 februari 2024 te Gouda als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Oudebrugweg
en/of de Gouderaksedijk zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij, verdachte, roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- over de Oudebrugweg heeft gereden met een snelheid welke te hoog was voor het
veilig verkeer ter plaatse en/of
- de kruising met de Gouderaksedijk is genaderd met een snelheid welke te hoog
was om zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand
waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- in strijd op het wegdek aangebrachte haaientanden als bedoeld in artikel 80 van
het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of bord B6 van bijlage 1
van voornoemd Regelement geen voorrang heeft verleend aan de op die Gouderaksedijk aanwezige/rijdende fietser [naam 1] en/of
- tegen die [naam 1] is gebotst/aangereden, waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een schedelbasisfactuur,
- een of meerdere breuken in de linker pols,
- een of meerdere breuken in de rechter pols,
- een meervoudige breuk in de rechter elleboog,
- een of meerdere gebroken ribben en/of
- een hersenschudding,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij, als degene door wiens gedraging, als bestuurder van een motorrijtuig, een
verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in
Gouda op/aan de kruising Oudebrugweg en/of Gouderaksedijk, op of omstreeks 23
februari 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te
weten [naam 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze
toestand werd achtergelaten;
3.
hij, op of omstreeks 23 februari 2024 te Gouda als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Gouderaksedijk en/of de
Schoonhovenseweg en/of de Haastrechtsebrug en/of de Goejanverwelledijk en/of
de Sportlaan en/of de Estafetteweg en/of de Wissel, zich opzettelijk zodanig heeft
gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- meermalen met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 en/of 50 km/u, in elk geval met een
aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was
te rijden,
- meermalen rakelings langs andere weggebruikers en/of voetgangers en/of geparkeerde voertuigen te rijden,
- meermalen over voornoemde wegen te slingeren,
- meermalen een rood uitstralend verkeerslicht te negeren,
- meermalen af te slaan zonder richting aan te geven,
- een doorgetrokken streep op de rijbaan te overschrijden,
- meermalen geen gevolg te geven aan een verkeersaanwijzing van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door een stopteken middels transparant met de woorden ‘Politie Stop’ te negeren en/of
- met een (aanzienlijk) hoge snelheid over verkeersdrempels te rijden en/of (vervolgens) de macht over het stuur te verliezen en/of tegen een geparkeerd voertuig te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 23 februari 2024 tot en met 29 februari 2024 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of Gouda om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te
bevorderen, te weten:
- het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- 9,2 gram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- 301 ponypacks, althans een of meerdere stuks verpakkingsmateriaal,
- een weegschaal,
- een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) € 629,65 (in verschillende coupures),
- een of meerdere telefoons;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten met dien verstande dat de officier van justitie ten aanzien van feit 1 de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Verder heeft hij ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten betoogd dat de tenlastegelegde handelingen bewezen kunnen worden verklaard. Tot slot heeft hij zich met betrekking tot feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte op 23 februari 2024 met hoge snelheid vanaf de Oudebrugweg in Gouda, linksaf de Gouderaksedijk op is gereden. De verdachte heeft bij die handeling geen voorrang verleend aan het verkeer dat op de Gouderaksedijk reed, heeft de bocht te krap genomen en zich er niet van vergewist dat de kruising vrij was. Het gaat hier om een onoverzichtelijk kruispunt dat de verdachte zonder te kijken is opgedraaid. Als gevolg hiervan heeft de verdachte een fietser genaamd [naam 1] frontaal aangereden. Daardoor vloog [naam 1] over de motorkap en door de lucht en kwam vervolgens hard op het wegdek terecht. Door de aanrijding heeft [naam 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zijn partner, [naam 2] , die op dat moment naast hem fietste, is weliswaar niet door de verdachte geraakt maar wel ten val gekomen.
Onder 1 primair is de verdachte ten laste gelegd dat hij opzettelijk heeft getracht [naam 1] van het leven te beroven. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat nergens uit blijkt dat de verdachte de wil had om [naam 1] om het leven te brengen. De vraag is vervolgens of de verdachte wel voorwaardelijk opzet hierop had.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Onduidelijk is gebleven met welke snelheid de verdachte reed op het moment dat hij [naam 1] raakte. Hoewel het rijgedrag van de verdachte gevaarlijk was en hij met zijn rijgedrag onverantwoorde risico’s nam, kan de rechtbank wegens het ontbreken van feitelijke informatie niet vaststellen dat het handelen van de verdachte naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans in het leven riep dat [naam 1] als gevolg hiervan zou komen te overlijden. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de overige feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 mei 2024;
2. het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, opgemaakt op 25 februari 2024 (p. 80);
3. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 29);
4. het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 88);
5. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024 (p. 51-52);
ten aanzien van feit 2:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 mei 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 90 van het
proces-verbaal van voorgeleiding);
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 88);
ten aanzien van feit 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 mei 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 38);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024 (p. 40-41);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024 (p. 51-52);
Ten aanzien van feit 4:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 mei 2024;
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 21-22);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 25);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024 (p. 41);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024 (p. 65-66);
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport drugs, opgemaakt op 20 maart 2024 (p. 76-77);
7. Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag van binnentreden woning ex artikel 10 algemene wet op het binnentreden, opgemaakt op 29 februari 2024 (p. 89).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. subsidiair
hij, op 23 februari 2024 te Gouda als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Oudebrugweg en de Gouderaksedijk zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij, verdachte, roekeloos
- over de Oudebrugweg heeft gereden met een snelheid welke te hoog was voor het
veilig verkeer ter plaatse en
- de kruising met de Gouderaksedijk is genaderd met een snelheid welke te hoog was om zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- in strijd op het wegdek aangebrachte haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of bord B6 van bijlage 1
van voornoemd Reglement geen voorrang heeft verleend aan de op die Gouderaksedijk rijdende fietser [naam 1] en
- tegen die [naam 1] is gebotst, waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een schedelbasisfactuur,
- een breuk in de linker pols,
- een breuk in de rechter pols,
- een meervoudige breuk in de rechter elleboog,
- een of meerdere gebroken ribben en
- een hersenschudding,
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij, als degene door wiens gedraging, als bestuurder van een motorrijtuig, een
verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in
Gouda aan de kruising Oudebrugweg en de Gouderaksedijk, op 23 februari 2024 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist, een ander (te weten [naam 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3. hij, op 23 februari 2024 te Gouda als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Gouderaksedijk en de Schoonhovenseweg en de Haastrechtsebrug en de Goejanverwelledijk en de Sportlaan en de Estafetteweg en de Wissel, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 en/of 50 km/u, te rijden,
- meermalen rakelings langs andere weggebruikers en voetgangers en geparkeerde voertuigen te rijden,
- over voornoemde wegen te slingeren,
- een rood uitstralend verkeerslicht te negeren,
- meermalen af te slaan zonder richting aan te geven,
- een doorgetrokken streep op de rijbaan te overschrijden,
- meermalen geen gevolg te geven aan een verkeersaanwijzing van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door een stopteken middels transparant met de woorden ‘Politie Stop’ te negeren en
- met een (aanzienlijk) hoge snelheid over verkeersdrempels te rijden en vervolgens de macht over het stuur te verliezen en tegen een geparkeerd voertuig te rijden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
4. hij, op 23 februari 2024 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk en Gouda om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- 9,2 gram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- 301 ponypacks,
- een weegschaal,
- een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) € 629,65 (in verschillende coupures),
- een telefoon
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte strafbaar is en dat hem geen geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond toekomt.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Volgens de raadsman is sprake van een schulduitsluitingsgrond omdat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij, net als enkele weken eerder, ontvoerd zou worden door mensen uit het criminele circuit. De verdachte wist niet dat het de politie was die hem op de Ouderbrugweg probeerde klem te rijden en handelde in paniek.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat niet nader is onderbouwd op welke strafuitsluitingsgrond de raadsman zijn conclusies stoelt. Ter zitting is volstaan met een opsomming van verschillende strafuitsluitingsgronden zonder dat op één van die strafuitsluitingsgronden een uitdrukkelijk beroep is gedaan. De raadsman heeft over de afzonderlijke strafuitsluitingsgronden betoogd dat deze strikt genomen niet van toepassing zijn op onderhavige casus. Tegen die achtergrond acht de rechtbank het verweer onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden die tot de conclusie kunnen leiden dat de strafbaarheid van de verdachte moet worden uitgesloten. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de door de verdachte en zijn raadsman geschetste omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, die de rechtbank op zichzelf beschouwd niet onaannemelijk voorkomen, te betrekken bij de strafoplegging.
De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht, aan hem een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Subsidiair bepleit de raadsman een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag door met zijn auto, met hoge snelheid, tegen het verkeer in, zonder te kijken en zonder voorrang te verlenen een onoverzichtelijke kruising op te rijden en vervolgens een fietser aan te rijden. Door zijn handelen heeft hij een verkeersongeval veroorzaakt waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit meerdere botbreuken, een schedelbasisfractuur, bloeduitstortingen en zwellingen in het gelaat en lichaam heeft opgelopen, zoals volgt uit de letselbeschrijving. De aanrijding heeft voor het slachtoffer verstrekkende gevolgen gehad, in die zin dat hij maandenlang aan het revalideren is en tot op heden nog altijd niet volledig is hersteld en hij lang last heeft gehad van herbelevingen. Dit is reeds op zichzelf een zeer ernstig feit. Nog kwalijker is het dat de verdachte daarna wegreed en het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich vervolgens tijdens een achtervolging door de politie tevens schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk en volstrekt onverantwoord rijgedrag. Hij heeft in ernstige mate de verkeersregels geschonden door onder meer stoptekens van de politie te negeren, door rood te rijden, en binnen de bebouwde kom en in een woonwijk waar op dat moment veel ander verkeer en andere weggebruikers op straat waren, aanzienlijk harder te rijden dan is toegestaan. Ook heeft hij meermalen rakelings langs andere weggebruikers, voetgangers en geparkeerde voertuigen gereden. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de politieambtenaren die hem achtervolgden, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om te begrijpen dat deze achtervolging heel anders had kunnen aflopen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat het de politie was die hem klem probeerde te rijden en dat hij bang was dat hij ontvoerd zou worden, net als enkele weken eerder. In een poging om zich aan deze situatie te onttrekken, heeft hij de tenlastegelegde handelingen gepleegd, zo heeft de verdediging betoogd. De rechtbank acht het op zichzelf voorstelbaar dat de verdachte, toen twee onopvallende politieauto’s hem trachtten klem te rjjden, in een schrikreactie heeft geprobeerd hieraan te ontkomen. Dat rechtvaardigt zijn handelen geenszins en brengt als gezegd ook niet met zich dat de verdachte niet strafbaar is, maar leidt wel tot enige matiging van de aan de verdachte op te leggen straf.
Tot slot heeft de verdachte voorbereidingshandelingen getroffen voor het verkopen van cocaïne. Dit betreft een stof waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en die kan leiden tot verslaving bij de gebruikers hiervan. Bij de verdachte en in zijn woning zijn allerlei voorwerpen aangetroffen die erop duiden dat de verdachte zich hiermee heeft ingelaten. De verdachte houdt daarmee indirect drugsgerelateerde overlast en ondermijnende (zware) criminaliteit in stand.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 april 2024 waaruit blijkt dat de verdachte in 2024 is veroordeeld voor Opiumwetfeiten. Ook is hij in 2019 veroordeeld vanwege overtreding van de Wegenverkeerswet.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 6 mei 2024. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog Uit het rapport volgt dat met name de financiële aspecten en psychosociale tekortkomingen als gevolg van een licht verstandelijke beperking delictgerelateerd zijn en de kans op recidive verhogen. Volgens de reclassering heeft de verdachte er baat bij om een zinvolle dagbesteding te vinden. Een al dan niet betaalde dagbesteding is niet alleen om financiële redenen van belang, maar kan tevens positieve sociale contacten opleveren en de verdachte een andere bezigheid dan criminaliteit geven. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding door de stichting MEE en het vinden en behouden van dagbesteding.
Strafmodaliteit en strafmaat
Op de door de verdachte gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank kijkt bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hoewel het verkeersgedrag van de verdachte zoals gezegd een gevangenisstraf rechtvaardigt, waardeert de rechtbank de feiten wel anders dan de officier van justitie heeft gedaan. De rechtbank acht het bovendien van belang dat de verdachte met de reclassering en Stichting MEE aan de slag gaat om zijn leven een positieve wending te geven.
De rechtbank zal alles afwegende een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Zij zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd, omdat de verdachte hierbij baat kan hebben bij het oppakken van zijn leven na zijn detentie en de rechtbank hiermee recidive hoopt te voorkomen.
Ontzegging van de rijbevoegdheid
De verdachte vormt naar het oordeel van de rechtbank een gevaar op de weg. De verdachte heeft door zijn handelen de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar gebracht. De rechtbank acht het van groot belang dat het gevaarlijke en onverantwoordelijke van dit handelen wordt benadrukt. De rechtbank zal de verdachte dan ook een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van twaalf maanden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst staan de volgende zaken:
  • 301 enveloppen;
  • 1 weegschaal;
  • 1 telefoon, merk Apple;
  • 1 telefoon, merk Apple;
  • een personenauto, merk AUDI, bouwjaar 2012;
  • een geldbedrag van € 629,65.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen gevorderd dat:
  • de 301 enveloppen verbeurd zullen worden verklaard;
  • de weegschaal verbeurd zal worden verklaard;
  • de twee telefoons verbeurd zullen worden verklaard;
  • de personenauto aan de vader van de verdachte wordt teruggegeven;
  • het geldbedrag van € 629,65 verbeurd zal worden verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het geldbedrag van € 629,65 aan de verdachte zou moeten worden teruggeven, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat dit geld van enig misdrijf afkomstig is en dat ook de in beslag genomen auto aan de vader van de verdachte zou moeten worden teruggegeven. Ten aanzien van de overige voorwerpen op de beslaglijst heeft hij geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat het geldbedrag van € 629,65 verband houdt met enig strafbaar feit en bepaalt dat dit geld om die reden aan de verdachte moet worden teruggegeven. Dit geldt tevens voor de personenauto, aangezien deze auto van de vader van de verdachte is.
De rechtbank zal de 301 enveloppen en weegschaal verbeurdverklaren aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoons overweegt de rechtbank als volgt. Een van de afnemers van de verdachte, [getuige] , heeft tijdens zijn verhoor een telefoonnummer gegeven van zijn dealer, dat achteraf van de verdachte bleek te zijn. Dit telefoonnummer betrof [telefoonnummer] . In de auto van de verdachte zijn de inbeslaggenomen twee telefoons aangetroffen bij zijn aanhouding en bij het bellen naar voornoemd nummer is één van de twee telefoons overgegaan. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van één telefoon voor zijn drugshandel. De rechtbank zal dan ook de Apple telefoon waaraan het genoemde telefoonnummer was gekoppeld verbeurd verklaren. De andere Apple telefoon dient te worden teruggegeven aan de verdachte omdat het dossier geen aanwijzingen bevat waaruit volgt dat hij daarmee enig strafbaar feit heeft gepleegd en het belang van de strafvordering zich niet daartegen verzet.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 6, 7, 175, 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 4:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat begeleiden door Stichting MEE of een soortgelijke, LVB-gespecialiseerde
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van al dan niet betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 629,65 en de op die beslaglijst vermelde personenauto en de telefoon van het merk Apple met onbekend telefoonnummer;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst vermelde 301 enveloppen, weegschaal en Apple telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter
mr. F.X. Cozijn, rechter
mr. A.P. de Klerk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het eindproces-verbaal met het nummer PL1500-2024058849, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (pagina 1 t/m 132) en het proces-verbaal voorgeleiding met het nummer PL1500-2024058849, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 124).