ECLI:NL:RBDHA:2024:8805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL24.1481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen geregistreerde geboortedatum van asielzoeker in het kader van verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielzoeker, eiser, die in beroep ging tegen de geregistreerde geboortedatum die door de Italiaanse autoriteiten was vastgesteld. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 20 december 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Eiser stelde echter dat zijn geregistreerde geboortedatum in Nederland onjuist was en dat hij in werkelijkheid minderjarig was. Hij voerde aan dat hij had gelogen tegen de Italiaanse autoriteiten over zijn geboortedatum, omdat hij wilde doorreizen. De rechtbank heeft de zaak op 16 april 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een voogd, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de geboortedatum van een vreemdeling vaststelt op basis van een geldig identiteitsbewijs. In het geval van eiser was er geen geldig identiteitsbewijs overgelegd, en de schouwen door de AVIM en IND gaven geen uitsluitsel over zijn minderjarigheid. De staatssecretaris had daarom navraag mogen doen bij de Italiaanse autoriteiten, waar de geboortedatum van eiser als [geboortedag] 2004 was geregistreerd. Eiser betwistte deze registratie, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de Italiaanse registratie onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser op [geboortedag] 2004 was geboren en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij minderjarig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1481
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld in verband met de geregistreerde geboortedatum.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als voogd van eiser,
A. Solomon als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 28 mei 2023 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 20 december 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). De vergunning is verleend met ingang van 28 mei 2023 en is geldig tot 28 mei 2028.
3. Eiser is het niet eens met zijn in Nederland geregistreerde geboortedatum van [geboortedag] 2004. Hij stelt dat hij minderjarig is en heeft daarom beroep ingesteld tegen de ingewilligde vergunning genoemd in rechtsoverweging 2.
Wat vindt eiser in beroep?
4. De staatssecretaris is van de in Italië geregistreerde geboortedatum uitgegaan. Volgens eiser had hij dit niet mogen doen, omdat de leeftijdsregistratie van een vreemdeling in een andere lidstaat niet onder EU-recht valt. Daarom is het interstatelijk vertrouwensbeginsel daar niet op van toepassing. Er is dus geen wettelijke basis voor het gebruik van leeftijdsregistratie van een andere lidstaat als de staatssecretaris twijfelt aan de leeftijd van een vreemdeling. Eiser wijst in dit kader ook op het belang om onderscheid te maken tussen wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op een noot van Smouten.
5. Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris weinig waarde mag hechten aan de registratie van de Italiaanse autoriteiten, omdat hij wilde doorreizen en daarom een verkeerde geboortedatum heeft doorgegeven. Daarbij is hij gehoord zonder tolk en was hij ziek toen hij over zijn geboortedatum verklaarde. Ook voert eiser aan dat de staatssecretaris meer waarde moet hechten aan zijn authentieke doopakte waarop de geboortedatum van 28 oktober 2007 staat vermeld. Eiser wijst erop dat het in Eritrea praktijk is dat men een
doopakte als identificerend document gebruikt, hij geen bewonerspas heeft en hij wijst op de samenwerkingsplicht. Eiser legt ook een schoolrapport over ter onderbouwing van zijn gestelde geboortedatum. Op 7 maart 2024 heeft eiser nog aanvullende stukken ingebracht, zoals bewonerspassen van zijn (gestelde) ouders.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de geboortedatum van een vreemdeling vaststelt middels een geldig identiteitsbewijs. Als de vreemdeling geen geldig identiteitsbewijs heeft, dan vindt een schouw plaats door medewerkers van – in het onderhavige geval – AVIM en de IND1. Als de conclusies van elkaar afwijken, zoals in het geval van eiser, dan vindt nader onderzoek plaats. De staatssecretaris kan bijvoorbeeld navraag doen bij andere lidstaten waar de vreemdeling heeft verbleven. Volgens het beleid2 van de staatssecretaris mag hij in een situatie zoals hiervoor is beschreven in beginsel uitgaan van het door de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum. Een vreemdeling kan volgens het beleid van de staatssecretaris middels ‘adequate en onderbouwde verklaringen’ alsnog aannemelijk maken dat de in de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is middels identificerende en/of indicatieve documenten. De staatssecretaris dient dan te beoordelen of er reden is om niet langer van de registratie in de andere lidstaat uit te gaan. De hoogste bestuursrechter heeft in 2022 geoordeeld dat deze werkwijze – in het kader van een Dublinprocedure – niet onredelijk is.3
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de staatssecretaris überhaupt niet bij de Italiaanse autoriteiten mocht informeren met welke geboortedatum hij daar staat geregistreerd, omdat leeftijdsregistratie niet onder EU-recht valt. Uit de Definitierichtlijn4 volgt immers dat de leeftijd van een vreemdeling een relevant element is waarmee rekening
1. Zie paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2 Zie Werkinstructie 2023/6.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
4 Zie artikel 4, derde lid, aanhef en onder c, van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en
de Raad (Definitierichtlijn).
moet worden gehouden in de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor internationale bescherming. De Dublinverordening geeft een basis voor de uitwisseling van deze informatie5. De beroepsgronden genoemd in rechtsoverweging 4. slagen niet.
8. Omdat eiser geen geldig identiteitsbewijs heeft overgelegd en de door AVIM en IND verrichtte schouwen geen uitsluitsel hebben geboden over zijn gestelde minderjarigheid, heeft verweerder navraag mogen doen bij andere lidstaten waar de vreemdeling heeft verbleven. Gebleken is dat in Italië de geboortedatum [geboortedag] 2004 is geregistreerd. Eiser ontkent niet dat hij in Italië deze geboortedatum zelf heeft opgegeven en bestrijdt de zorgvuldigheid van de registratie aldaar niet. In zoverre is het interstatelijk vertrouwensbeginsel dan ook niet aan de orde. Eisers stellingen dat hij door de Italiaanse autoriteiten zonder tolk is gehoord en dat hij ziek was toen hij daar zijn geboortedatum opgaf, zijn evenmin relevant.
9. De staatssecretaris hoeft eiser niet zonder meer te volgen in zijn stelling dat hij tegen de Italiaanse autoriteiten heeft gelogen over zijn geboortedatum om te kunnen doorreizen en dat daarom niet van de registratie aldaar kan worden uitgegaan. Het belang dat eiser daarbij stelt te hebben gehad staat tegenover het belang dat eiser in Nederland zou kunnen hebben om als minderjarige te worden behandeld. De staatssecretaris mag in zo’n situatie van eiser verwachten dat hij zijn verklaring onderbouwt, al dan niet met identificerende of indicatieve stukken. Eiser heeft immers zelf de onduidelijkheid over zijn geboortedatum veroorzaakt door in de lidstaten verschillend hierover te verklaren. Het is dan ook aan hem om de verwarring over zijn geboortedatum zoveel als mogelijk weg te nemen.
10. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn gestelde minderjarige leeftijd een doopakte en schoolrapport overgelegd. Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris niet meer waarde aan deze stukken hoeven hechten. Deze stukken zijn onvoldoende om eisers gestelde geboortedatum aannemelijk te maken. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de doopakte geen identificerend brondocument is, omdat het niet door de Eritrese autoriteiten is afgegeven en geen pasfoto bevat. Dat volgens eiser en zoals uit het algemeen ambtsbericht6 volgt door de Eritrese autoriteiten in specifieke situaties een bepaalde bewijswaarde wordt toegekend aan een doopakte als iemand geen geboorteakte heeft, betekent niet zonder meer dat de staatssecretaris meer of doorslaggevende betekenis aan dit document had moeten toekennen. In dit kader mag de staatssecretaris er op wijzen dat eiser met het overleggen van de doopakte wederom een andere geboortedatum naar voren brengt. Eiser stelt niet langer op 27 oktober 2007 te zijn geboren, maar dat zijn geboortedatum 28 oktober 2007 moet zijn. Volgens eiser ligt deze vergissing in het verschil tussen de juliaanse en gregoriaanse kalender. De staatssecretaris heeft deze uitleg van eiser onvoldoende kunnen vinden. De staatssecretaris heeft daarom kunnen beslissen dat aan de doopakte niet de indicatieve bewijskracht toekomt die eiser daaraan toekent. Voor wat betreft het schoolrapport mag de staatssecretaris er op wijzen dat ook dit stuk geen identificerend document is en dat de inhoud van het document tegenstrijdig is met de verklaringen van eiser. Eiser heeft verklaard met school te zijn gestopt toen hij negen of tien was. Als eiser op grond van dit schoolrapport in zijn gestelde geboortejaar wordt gevolgd, dan zou hij acht
5 In artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, aanhef en onder a, van Verordening (EU) Nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (Dublinverordening).
6 Algemeen ambtsbericht Eritrea december 2023.
jaar oud zijn toen hij met school stopte. Eiser heeft geen uitleg voor dit verschil gegeven, waardoor de staatssecretaris mag vinden dat dit afbreuk doet aan de indicatieve bewijswaarde van dit document. Tot slot mag de staatssecretaris vinden dat eiser ook niet op andere wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij tegen de Italiaanse autoriteiten heeft gelogen. De staatssecretaris mag er op wijzen dat eiser geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd over het opgeven van een meerderjarige leeftijd in Italië. Tijdens het gehoor met de AVIM op 28 mei 2023 stelt eiser dat hij tegen de Italiaanse autoriteiten heeft verklaard negentien jaar oud te zijn. Tijdens het aanmeldgehoor van 24 juni 2023 stelt eiser dat hij tegen de Italiaanse autoriteiten heeft verklaard zeventien of achttien jaar oud te zijn. Tijdens het nader gehoor op 6 december 2023 stelt eiser echter dat hij geen herinneringen heeft over welke leeftijd hij bij de Italiaanse autoriteiten heeft opgegeven. In beroep stelt eiser vervolgens dat hij er bewust voor heeft gekozen een geboortedatum op te geven waaruit zou volgen dat hij net meerderjarig zou zijn. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidig verklaart over de geboortedatum die hij bij de Italiaanse autoriteiten heeft opgegeven en dat mogelijke onduidelijkheden als gevolg van de wisselende verklaringen van eiser hierover voor zijn rekening en risico komen.
11. In samenhang beoordeeld, heeft de staatsecretaris mogen vinden dat eiser met de door hem overgelegde stukken en zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is en dat hij minderjarig is. De staatssecretaris mag er, conform zijn beleid, dan ook van uitgaan dat eiser op [geboortedag] 2004 is geboren.

Conclusie en gevolgen

12. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzitter, en mr. J. Smeets en mr. A.J. Eertink, leden, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 juni 2024

Documentcode: DSR37723836

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.