ECLI:NL:RBDHA:2024:8780
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling met onbekende bestemming
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de eiser, een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft aangevraagd. Het verzoek betreft de afwijzing van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, gedateerd 26 juli 2023. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is de verweerder in deze zaak. Op 27 februari 2024 heeft de verweerder de rechtbank geïnformeerd dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de eiser heeft op 19 maart 2024 aangegeven zich als gemachtigde in deze zaak te onttrekken. Op 23 april 2024 is er een brief verstuurd naar het laatst bekende adres van de eiser, maar deze is op 2 mei 2024 retour gekomen. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft bevestigd dat de eiser is vertrokken uit het asielzoekerscentrum in Ter Apel.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 22 februari 2019, moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit kan alleen anders zijn als de vreemdeling aantoont dat hij nog steeds contact onderhoudt met zijn gemachtigde en dus nog steeds prijs stelt op bescherming.
Aangezien de eiser met onbekende bestemming is vertrokken, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen procesbelang meer is. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.