ECLI:NL:RBDHA:2024:8780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL 23.21549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling met onbekende bestemming

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de eiser, een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft aangevraagd. Het verzoek betreft de afwijzing van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, gedateerd 26 juli 2023. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is de verweerder in deze zaak. Op 27 februari 2024 heeft de verweerder de rechtbank geïnformeerd dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de eiser heeft op 19 maart 2024 aangegeven zich als gemachtigde in deze zaak te onttrekken. Op 23 april 2024 is er een brief verstuurd naar het laatst bekende adres van de eiser, maar deze is op 2 mei 2024 retour gekomen. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft bevestigd dat de eiser is vertrokken uit het asielzoekerscentrum in Ter Apel.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 22 februari 2019, moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit kan alleen anders zijn als de vreemdeling aantoont dat hij nog steeds contact onderhoudt met zijn gemachtigde en dus nog steeds prijs stelt op bescherming.

Aangezien de eiser met onbekende bestemming is vertrokken, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen procesbelang meer is. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21549

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [vnummer], eiser

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van 26 juli 2023.
Verweerder heeft bij brief van 27 februari 2024 de rechtbank laten weten dat verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken.
Gemachtigde heeft bij bericht van 19 maart 2024 meegedeeld dat hij zich onttrekt als gemachtigde in deze zaak.
Er is op 23 april 2024 een brief verstuurd naar het laatst bekende adres van verzoeker. Deze brief is op 2 mei 2024 retour gekomen. Het COA geeft aan dat verzoeker is vertrokken met onbekende bestemming uit het azc in Ter Apel.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579), dient er, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
Nu verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken, geldt de veronderstelling dat een vreemdeling niet langer een inhoudelijk beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening verlangt. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze veronderstelling onjuist is en daarmee nog sprake is van procesbelang.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake meer is van procesbelang.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.