ECLI:NL:RBDHA:2024:8772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL24.13680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen inzake gezinshereniging en dwangsom

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. D.J. Keiman, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging. De rechtbank had eerder, op 10 oktober 2023, bepaald dat verweerder binnen twee weken een besluit moest nemen, maar verweerder heeft deze termijn overschreden zonder enige actie te ondernemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de eerder opgelegde beslistermijn.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eisers. Daarnaast is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder de proceskosten van eisers, tot een bedrag van € 437,50, moet vergoeden, evenals het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.13680
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer 1]

[eiser 2],
V-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 3],
V-nummer: [V-nummer 3]
[eiser 4],
V-nummer: [V-nummer 4]
[eiser 5],
V-nummer: [V-nummer 5]
samen te noemen: eisers (gemachtigde: mr. D.J. Keiman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 oktober 2023.1 In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken alsnog moet beslissen op de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’. Eisers stellen nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.2
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.3 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
1. Zaaknummer NL23.19190 (niet-gepubliceerd).
2 Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
door het bestuursorgaan is ontvangen.4
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder na de uitspraak van de rechtbank tot op heden geen besluit heeft genomen op de aanvraag van eisers. Van eisers kan niet worden verwacht dat zij eerst een ingebrekestelling versturen. De rechtbank heeft in de genoemde uitspraak van 10 oktober 2023 aan verweerder immers een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn gesteld om alsnog een besluit te nemen.5 Het beroep is gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?

4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.6 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.7
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.8 De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om het uitgangspunt van de uitspraak van de zittingsplaats Arnhem nog te volgen. De rechtbank overweegt daartoe dat aan verweerder al bij uitspraak van 10 oktober 2023 een nadere beslistermijn van twee weken is opgelegd. Verweerder heeft sindsdien geen actie ondernomen. Evenmin heeft verweerder een verweerschrift ingediend naar aanleiding van het onderhavige, tweede, beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de zaak beslisklaar is en dat verweerder geen extra onderzoekshandelingen hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om nu een langere nadere beslistermijn op te leggen dan de Awb als uitgangspunt hanteert. Verweerder dient dus binnen deze termijn, ingaande na de dag van verzending van deze uitspraak, een besluit op de aanvraag te nemen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.9
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische)
4 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.10

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
10 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 mei 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.