Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Igdeli, beroep heeft ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 23 december 2022. De Staatssecretaris heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het beroep van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden en dat eiser de Staatssecretaris op 26 maart 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiser gelijk krijgt.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de Staatssecretaris deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris de proceskosten van eiser moet vergoeden, tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft geen zitting nodig geacht voor deze zaak, gezien de omstandigheden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet, en naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor de rechter om een dwangsom op te leggen in asielzaken, ondanks de tijdelijke wet die dit in principe uitsloot.