ECLI:NL:RBDHA:2024:8733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 3783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Preventieve last onder bestuursdwang en dwangsom opgelegd aan verzoeksters voor annulering Eritrees Bevrijdingsfeest

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van twee verzoeksters, waaronder een vereniging en een besloten vennootschap, tegen de burgemeester van Rijswijk. De burgemeester had een preventieve last onder bestuursdwang opgelegd om het op 25 mei 2024 geplande Eritrees Bevrijdingsfeest in Event Plaza te annuleren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester terecht heeft geoordeeld dat de geplande activiteit als een evenement moet worden beschouwd waarvoor een vergunning vereist is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeksters niet aannemelijk hebben gemaakt dat de bijeenkomst anders moet worden bezien dan voorgaande jaren, waarin het evenement ook als zodanig werd aangemerkt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van de vereniging af, maar schorst de last onder dwangsom die aan de besloten vennootschap is opgelegd, tot de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter benadrukt dat het op de weg van verzoeksters lag om tijdig een aanvraag voor een evenementenvergunning in te dienen, wat zij niet hebben gedaan. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de belangen van de openbare orde en veiligheid zwaarder wegen dan de belangen van verzoeksters.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/3783 en SGR 24/3784
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 mei 2024 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verzoekster] ( [verzoekster] ), te [vestigingsplaats] , verzoekster (SGR 24/3783) en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H.T.C. Horeca B.V. (HTC), te Den Haag, verzoekster (SGR 24/3784)
tezamen verzoeksters,
(gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven)
tegen

de burgemeester van Rijswijk, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Buitenhuis en mr. B.J.P.G. Roozendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoeksters tegen de besluiten van verweerder.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 heeft verweerder aan verzoekster
[verzoekster] een preventieve last onder bestuursdwang opgelegd [1] om het op zaterdag 25 mei 2024 geplande Eritrees Bevrijdingsfeest in Event Plaza te Rijswijk te annuleren.
1.2.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 heeft verweerder aan verzoekster
HTC in dit kader eveneens een preventieve last onder bestuursdwang opgelegd en is tevens een preventieve last onder dwangsom opgelegd van € 100.000,- ineens. [2]
1.3.
Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben zij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 21 mei 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen:
  • [naam 1] en [naam 2] voor [verzoekster] ;
  • [naam 3] voor HTC;
  • de gemachtigde van verzoeksters;
  • de gemachtigden van verweerder;
  • [naam 4] , werkzaam bij de gemeente Rijswijk.
De voorzieningenrechter heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan nadat het onderzoek is gesloten. De griffier heeft partijen vervolgens de hierna genoemde beslissing telefonisch meegedeeld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaan deze zaken over?
2.1.
HTC exploiteert het horecabedrijf en zalencentrum Event Plaza te Rijswijk. Bij besluit van 15 februari 2024 is de aanvraag van HTC om een exploitatievergunning voor Event Plaza voor een periode van vijf jaar gedeeltelijk ingewilligd, te weten voor de periode
20 februari 2024 tot 20 februari 2025. Verweerder heeft de wijze van exploitatie, met voorbeelden uit 2017 en in de periode 2021 tot en met 2023, meegewogen en uitdrukkelijke voorwaarden verbonden aan de nieuwe vergunning. HTC heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.2.
Op 12 april 2024 heeft HTC melding gedaan van het door [verzoekster] te organiseren Bevrijdingsfeest Eritrese gemeenschap Nederland op 25 mei 2024 van 14.00 uur tot 01.00 uur in Event Plaza. Vermeld is dat het een besloten evenement is. Met het feest wordt jaarlijks de onafhankelijkheid van Eritrea gevierd. Hier komen vooral families met een Eritrese achtergrond naar toe om hun cultuur en identiteit te vieren.
2.3.
Bij brief van 18 april 2024 heeft verweerder HTC meegedeeld dat de melding niet geaccepteerd wordt. Het gaat hier om een evenement van categorie C, vanwege het hoge risico op ernstige verstoringen van de openbare orde. Hiervoor moet minimaal twaalf weken van tevoren een aanvraag voor een evenementenvergunning worden ingediend met een bijpassend veiligheidsplan. Gelet op de ernstige wanordelijkheden bij eerdere Eritrese activiteiten in diverse steden, ook in het buitenland, vormt deze viering een activiteit met een hoog risico op (herhaling van) een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid. Verweerder vraagt HTC uiterlijk 3 mei 2024 te bevestigen dat het feest geannuleerd wordt.
2.4.
[verzoekster] heeft verweerder bij e-mailbericht van 18 april 2024 meegedeeld zij geen meldingsplicht heeft en dat zij het recht heeft op vergaderen en betogen. De dreiging is minder, omdat een deel van relschoppers die betrokken waren bij de rellen in februari 2024 in Den Haag vastzit. Verweerder kan gepaste maatregelen nemen tegen eventuele relschoppers. De politie zal inmiddels een beter beeld hebben van de onruststokers en [verzoekster] verwacht dat de politie adequaat zal handelen.
2.5.
Bij brief van 25 april 2024 heeft HTC verweerder meegedeeld dat geen aanleiding wordt gezien om de viering te annuleren. De viering is geen evenement, omdat deze valt onder de Wet openbare manifestaties (Wom). Manifestaties zijn uitgezonderd bij artikel 2:24, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV. Het is mogelijk dat door tegenstanders opnieuw plannen worden gesmeed om de viering te voorkomen, maar verweerder heeft nog een maand de tijd om in overleg met de politie maatregelen te treffen.
2.6.
Op 8 mei 2024 heeft de politie advies uitgebracht aan verweerder. De politie acht, gelet op gebeurtenissen bij Eritrese bijeenkomsten in binnen- en buitenland, het risico op verstoring van de openbare orde zeer hoog. Het meldingsformulier is summier ingevuld. Zo blijkt niet welke artiesten en/of politieke ambtsdragers bij het feest aanwezig zullen zijn, hetgeen een verhoogd risico met zich kan brengen. De politie acht het te verwachten dat tegenstanders de confrontatie zullen aangaan met bezoekers van het feest en met de politie. Door de onvoorspelbaarheid, het mogelijk gebruik van wapens en excessief geweld en de korte voorbereidingstijd, kunnen wanordelijkheden niet zonder meer worden voorkomen door de politie. Er zal een zeer forse capaciteitsinzet van de politie nodig zijn.
2.7.
Verzoeksters hebben verweerder bij e-mailbericht van 8 mei 2024 het programma van de bijeenkomst meegedeeld. Volgens dit programma betreft deze - samengevat - een seminar over de verdeeldheid binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland met uitwisseling van standpunten, een update over de huidige ontwikkelingen in Eritrea met de mogelijkheid om vragen te stellen, het herdenken van de slachtoffers van de onafhankelijkheidsoorlog en het eren van hun strijd voor bevrijding, het voordragen van gedichten en een toneelstuk hierover, workshops en korte seminars over de negen verschillende Eritrese bevolkingsgroepen en ten slotte een afsluitende maaltijd en samenzijn. Verschillende bij [verzoekster] bekende Eritrese verenigingen uit het hele land hebben hun leden uitgenodigd voor de bijeenkomst. De toegangsbewijzen worden in/bij de bussen die ze naar Rijswijk brengen aan de bezoekers verstrekt.
2.8.
Verweerder heeft daarna de bestreden besluiten genomen.
Wat vinden partijen?
3.1.
Verzoeksters stellen zich op het standpunt dat er geen vergunningplicht is, omdat de bijeenkomst valt onder de Wom en daarmee geen evenement is onder de APV. HTC stelt zich daarnaast op het standpunt dat het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang naast een preventieve last onder bestuursdwang inzake dezelfde vermeende overtreding, in strijd is met artikel 5:6 van de Awb.
3.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Is hier sprake van een evenement?
4.1.
Bij een evenement behorend tot categorie C (hoog-risico-activiteiten) moet de exploitant een evenementenvergunning aanvragen, met onder meer een op het evenement toegesneden veiligheidsplan. De aanvraag moet ten minste 12 weken voorafgaand aan het evenement worden ingediend. Deze termijn is onder meer nodig om de hulpdiensten in staat te stellen een beeld te vormen van het evenement en de daarbij bestaande risico’s voor de openbare orde en veiligheid. Vervolgens kan daarmee de benodigde capaciteit, inzet en maatregelen worden bepaald om de veiligheid van alle betrokkenen, waaronder ook omwonenden en medewerkers zoveel als mogelijk te garanderen.
4.2.
De jaarlijkse viering van de Eritrese bevrijding, die al minstens tien achtereenvolgende jaren plaatsvindt in Event Plaza, is in voorgaande jaren als evenement beschouwd en daarvoor is telkens een evenementenvergunning aangevraagd. [3] De voorzieningenrechter overweegt dat het evenement ook werd beschouwd als behorend tot categorie C (hoog risico-activiteiten). [4] Volgens verzoeksters is deze keer geen sprake van een evenement en met de kennis van nu was dat eerder eigenlijk ook niet het geval.
4.3.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat de bijeenkomst anders dient te worden bezien dan voorgaande jaren omdat het onder de Wom valt of onder de vrijheid van betoging en vergadering. Verweerder heeft de bijeenkomst daarom op goede gronden aangemerkt als een evenement.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat in de melding van 12 april 2024 meerdere malen is aangegeven dat sprake is van een evenement en een feestelijke viering. Uit de melding valt niet af te leiden dat de organisatie een andere invulling van de bijeenkomst voorstaat dan voorheen dan wel dat zij - anders dan voorheen - menen geen vergunning nodig te hebben. Verzoeksters hebben ter zitting betoogd dat het indienen van de melding zoals die voorligt een vergissing was en dat met het in de e-mail van 8 mei 2024 opgenomen programma voldoende duidelijk is dat het niet gaat om een evenement. Bij de aanvulling van het bezwaar van medio april 2024 tegen de laatst verleende exploitatievergunning is onder betrokkenen duidelijk geworden dat het dit keer anders moest worden aangepakt. Het zou een besloten bijeenkomst worden en in verband met de veiligheid zouden bussen worden ingezet. Er was behoefte om de invulling van de bijeenkomst te versoberen en die behoefte speelde volgens [verzoekster] eigenlijk al na het incident bij een zalencentrum in Den Haag in februari 2024.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat - gelet op eerdere ervaringen en de belangen van partijen die hier aan de orde zijn - het op de weg lag van verzoeksters om juist indien een andere vorm van de bijeenkomst wordt voorgestaan of men van mening is dat in de voorgaande jaren ten onrechte een evenementenvergunning is gevraagd, verweerder (vroeg)tijdig en op transparante wijze daarvan in kennis te stellen. De stelling dat de melding een vergissing was, kan niet zonder meer worden gevolgd. Er is door verzoeksters geen aanleiding gezien om de melding in te trekken. In de melding, in het e-mailbericht van [verzoekster] van 18 april 2024 noch in de brief van 25 april 2024 is een toelichting gegeven of een duidelijk programma opgenomen waaruit volgt dat het een bijeenkomst zou zijn die valt onder de Wom en waaraan het karakter van een evenement is ontvallen. Het (deel van het) programma dat namen verzoeksters is weergegeven in de e-mail van 8 mei 2024, geeft hier evenmin voldoende duidelijkheid over.
4.6.
Eerst op zitting heeft [verzoekster] een uitgebreidere toelichting gegeven over welke verschillen zij ziet met de eerdere planning van de bijeenkomst. Zo zou er zijn gekozen voor uitbreiding van het seminar en is de verhouding tussen vermaak en inhoud anders komen te liggen. De kinderactiviteiten zijn komen te vervallen. De lokale Eritrese verenigingen hebben hun leden een uitnodiging gestuurd. Zij kunnen zich opgeven en een kaartje kopen. De lokale verenigingen hebben een lijst bijgehouden en zij weten wie er in de bussen zitten. De [verzoekster] weet dan wie er komen. Deze toelichting kan echter niet tot een ander oordeel leiden, nu deze informatie niet van een onderbouwing is voorzien en niet meer door verweerder getoetst en gecontroleerd kan worden.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het in het algemeen zo kan zijn dat bij een evenement activiteiten plaatsvinden die onder de Wom dan wel het recht op vergadering vallen [5] en omgekeerd op bijvoorbeeld een congres activiteiten ter vermaak kunnen plaatsvinden. Het enkele feit dat de mogelijkheid bestaat om gedachten uit te wisselen of workshops te volgen, maakt echter nog niet dat een bijeenkomst daarmee geen evenement meer kan zijn en geen vergunning meer verlangd mag worden. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Verweerder heeft in dit geval de bewoordingen in de melding als uitgangspunt mogen nemen en daarbij in aanmerking mogen nemen dat een herdenking in beginsel ook als evenement gedefinieerd is in de APV. [6] Verder is van belang dat een viering met muziek van een liveband en dans is aangekondigd, alsmede een toneelstuk, gedichten, en het nuttigen van traditionele gerechten. Dit zijn activiteiten die als verrichting van vermaak, dus als evenement, mochten worden beschouwd. Ook hetgeen verweerder bekend was over de eerdere edities van het feest mocht daarbij worden betrokken.
4.8.
Daarbij heeft verweerder tevens in aanmerking mogen nemen dat het gestelde besloten karakter van de bijeenkomst relatief is. Het grote aantal bezoekers dat wordt verwacht in combinatie met het feit dat geen sprake is van een formele inschrijving (zoals bij een congres) maar van kaartverkoop aan leden van verschillende verenigingen, past meer bij een evenement dan bij een besloten vergadering. Ook is de wijze waarop de lijsten met genodigden tot stand zijn gekomen vooralsnog niet onderbouwd en niet duidelijk is dat ervan kan worden uitgegaan dat de bijeenkomst beperkt blijft tot 700-900 bezoekers.
4.9.
Alles overziend is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat verweerder met de informatie die hem ter beschikking stond, terecht heeft geoordeeld dat de geplande activiteit als een evenement heeft te gelden waarvoor een vergunning is vereist.
4.10.
Uit het voorgaande in combinatie met het advies van de politie van 8 mei 2024 volgt dat voor deze bijeenkomst tijdig een aanvraag om een evenementenvergunning in categorie C met een daarop toegesneden veiligheidsplan moest worden ingediend. Met zoveel bezoekers en de door de politie ingeschatte risico’s volstaat een melding buiten de geldende termijn niet en deze kan dan ook niet gelijk worden gesteld met een aanvraag. Verzoeksters hebben er evenwel voor gekozen om geen aanvraag in te dienen. Dit komt voor rekening en risico van verzoeksters.
Is verweerder bevoegd een preventieve last onder bestuursdwang op te leggen?
5.1.
Verzoeksters beschikken niet over een evenementenvergunning en het is niet mogelijk om binnen korte tijd alsnog een evenementenvergunning te verkrijgen.
Volgens vaste rechtspraak kan preventief een herstelsanctie worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Een aankondiging over te zullen gaan tot het plegen van de overtreding is voorts voldoende om aan te nemen dat klaarblijkelijk het gevaar dreigt dat de overtreding daadwerkelijk plaats zal vinden. [7]
5.2.
Uit hetgeen verzoeksters hebben meegedeeld kan worden afgeleid dat zij voornemens zijn om de bijeenkomst op 25 mei 2024 te laten doorgaan en dat het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. De politie heeft in haar advies uiteengezet dat het risico op verstoring van de openbare orde zeer hoog is als de bijeenkomst doorgaat en dat wanordelijkheden niet zonder meer kunnen worden voorkomen door de politie. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan de inhoud van het advies te twijfelen. Verweerder heeft zich bevoegd mogen achten tot het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang aan verzoeksters. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder niet van zijn bevoegdheid gebruik zou mogen maken. De voorzieningenrechter begrijpt dat de gevolgen van het afgelasten van het evenement groot zijn en dat verzoeksters, de bezoekers, artiesten en andere medewerkers van het evenement hiervan negatieve gevolgen ondervinden. Verweerder heeft echter zijn belang om de openbare orde en veiligheid bij evenementen binnen zijn gemeente te kunnen waarborgen, in redelijkheid zwaarder mogen laten wegen. Hierbij is mede van belang dat het op de weg van verzoeksters lag om deze situatie te voorkomen door het indienen van een tijdige aanvraag om een evenementenvergunning met een veiligheidsplan.
5.3.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden door aan verzoeksters een last onder bestuursdwang op te leggen en in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. De gevolgen van de bestreden besluiten zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onevenredig met de daarmee te dienen doelen. De bezwaren zullen daarom waarschijnlijk niet tot andersluidende besluiten leiden.
Is verweerder bevoegd om naast een preventieve last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom op te leggen?
6. Voor zover aan HTC naast de last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom is opgelegd, wordt overwogen dat de herstelsancties zijn opgelegd vanwege dezelfde feiten. Met beide lasten wordt hetzelfde beoogd, namelijk te voorkomen dat het evenement doorgang vindt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met de aan verzoeksters opgelegde lasten onder bestuursdwang de belangen van verweerder voldoende zijn gediend. [8] Om die reden bestaat aanleiding de last onder dwangsom opgelegd aan HTC te schorsen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening van HTC, voor zover dit ziet op de preventieve last onder bestuursdwang, af. Het verzoek, voor zover dit ziet op de preventieve last onder dwangsom, wordt toegewezen in die zin dat het bestreden besluit in zoverre wordt geschorst tot de beslissing op bezwaar.
8.2.
Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van HTC.
Deze kosten worden vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van
€ 875,-). Voorts bestaat aanleiding te bepalen dat verweerder aan HTC het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter
in SGR 24/3783:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
in SGR 24/3784:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op de preventieve last onder bestuursdwang, af;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op de preventieve last onder dwangsom, toe, in die zin dat het bestreden besluit in zoverre wordt geschorst tot de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan HTC moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan HTC.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is partijen telefonisch meegedeeld op 22 mei 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Ter handhaving van artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Rijswijk 2024 (de APV), artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 en artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Ter handhaving van artikel 1:4, eerste en tweede lid, van de APV in samenhang met voorschrift O behorende bij de op 15 februari 2024 verleende exploitatievergunning
3.Vermeld in het bezwaarschrift van [verzoekster] tegen het door haar bestreden besluit
4.Uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 12 augustus 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:8123)
5.Vergelijk de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 november 2000 (ECLI:NL:GHAMS:2020:AA9105)
6.Artikel 2:24, tweede lid, aanhef en onder a, van de APV
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1566)
8.Vergelijk voorts artikel 5:6 van de Awb en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb, het college) van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:1010)