ECLI:NL:RBDHA:2022:8123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor evenement in Rijswijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Stichting Nederlands Eritrees Platform. Het verzoek was gericht tegen de burgemeester van Rijswijk, die een last onder dwangsom had opgelegd aan de vergunninghouder van het horecabedrijf Event Plaza. De vergunninghouder had geen melding gemaakt van een Eritrees cultureel festival dat op 13 augustus 2022 zou plaatsvinden, terwijl dit wel verplicht was volgens de vergunningvoorwaarden. De burgemeester kon daardoor geen risicoprofiel opstellen en de veiligheid van het evenement niet waarborgen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunninghouder de melding had moeten doen en dat de burgemeester terecht had gesteld dat het evenement in de categorie C t/m E viel, waarvoor een beveiligingsplan vereist was. De verzoekster stelde dat het evenement geen categorie C evenement was en dat eerdere evenementen op dezelfde locatie zonder incidenten waren verlopen. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet in staat was om een gedegen risicoprofiel op te stellen, gezien de korte tijd en het ontbreken van een beveiligingsplan.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de burgemeester voldoende informatie en tijd had om tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek te komen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester niet de intentie had om het evenement te verbieden, maar dat het belang lag in het beperken van risico’s op verstoringen van de openbare orde. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier A.J. van Rossum en is op dezelfde dag aan de partijen meegedeeld.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4937 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

Stichting Nederlands Eritrees Platform, te Uithoorn, verzoekster

(gemachtigde: mr. C.J. Berghout),
tegen

de burgemeester van Rijswijk; Juridische Zaken, verweerder

(gemachtigde: C. Tefij).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2017 is H.T.C. Horeca B.V. een vergunning verleend voor het exploiteren van het horecabedrijf Event Plaza te Rijswijk (vergunninghouder). [1] Daaraan zijn voorwaarden verbonden, zoals dat voor alle feesten minimaal vier weken voorafgaand aan de activiteit een melding moet worden gedaan [2] en dat categorie C t/m E activiteiten moeten worden gemeld met een beveiligingsplan [3] . De vergunning is geldig tot 15 maart 2022 en de vergunninghouder heeft een nieuwe aanvraag ingediend.
Bij besluit van 5 augustus 2022 is de vergunninghouder een last onder dwangsom (last) opgelegd, omdat geen melding is gemaakt van een Eritrees cultureel festival op
13 augustus 2022 (het evenement, in de categorie C t/m E) en er een beveiligingsplan nodig is. Verweerder kan het risicoprofiel niet bepalen, waardoor de veiligheid niet kan worden getoetst. Er wordt gehandeld in strijd met de vergunning-voorwaarden. De vergunninghouder wordt in de gelegenheid gesteld om de melding in te dienen voor
8 augustus 2022 om 12.00 uur, zodat tijdig kan worden gescreend op veiligheidsrisico’s.
Bij besluit van 8 augustus 2022 heeft verweerder de last ingetrokken, omdat de vergunninghouder heeft besloten het evenement te annuleren.
Bij e-mailberichten van 10 augustus 2022 heeft verzoekster verweerder meegedeeld dat het geen categorie C evenement is. Het is een feest voor gezinnen. Verzoekster vraagt te bepalen dat het geen categorie C-feest is en dat niet aan de betreffende voorwaarden hoeft te worden voldaan. Zij wijst er op dat eerder op dezelfde locatie evenementen van dezelfde organisatie hebben plaatsgevonden, zonder dat incidenten hebben plaatsgevonden.
In een reactie van 11 augustus 2022 (reactie) heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat de bijeenkomst valt in de categorie C t/m E en dat de vergunninghouder geen melding heeft gedaan. De bijeenkomst is niet verboden, maar de vergunninghouder is gehouden aan de verplichtingen op grond van de vergunning en er is verzocht om alsnog een melding in te dienen. De vergunninghouder heeft ervoor gekozen om in plaats van aan de vereisten te voldoen, het evenement te annuleren. De gemeente staat buiten de verhouding tussen verzoekster en de vergunninghouder. Het is niet mogelijk om het evenement niet te plaatsen in categorie C t/m E. Het is op deze korte termijn niet meer mogelijk om een juiste toetsing en inzet te garanderen ten opzichte van de mogelijke risico’s. Verweerder heeft een bijlage bijgevoegd met categorie-duidingen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de reactie van 11 augustus 2022. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting via beeldverbinding heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2022.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Van de zijde van verzoekster is verschenen [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [B] (concernjurist).

Overwegingen

1.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter overweegt, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, als volgt.
1.2.
Op de zitting heeft verzoekster kenbaar gemaakt dat de vergunninghouder het annuleren van evenement ongedaan wil maken als daarvoor geen melding nodig is. Verzoekster heeft daarom een feitelijk belang bij haar verzoekschrift. Het processuele belang van verzoekster.
2.1.
Het e-mailbericht van verzoekster van 10 augustus 2022 betreft een verzoek. Inmiddels is niet meer in geschil dat het evenement behoort tot categorie C. De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek tot doel heeft dat verweerder alsnog het standpunt inneemt dat het gevarenrisico van het evenement niet onaanvaardbaar is en het evenement door kan gaan.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt met verweerder vast dat de vergunninghouder geen melding heeft gemaakt van het evenement en dat geen beveiligingsplan is ingediend voor dit evenement. Verzoekster heeft verwezen naar het e-mailbericht van de vergunninghouder aan het horecaloket van 3 augustus 2022 met als onderwerp ‘melding feesten’. Verweerder heeft de ontvangst van dit e-mailbericht betwist. Uit de door verzoekster ingezonden stukken blijkt, zoals verweerder ter zitting heeft gezegd, dat de vergunninghouder een onjuist e-mailadres heeft gebruikt, in die zin dat achter @ is vermeld rijswijknl in plaats van rijswijk.nl. Voorts wordt opgemerkt dat in de bijlage bij het betreffende e-mailbericht een pagina, dat zou moeten zien op evenementen tussen 10 augustus 2022 en 18 augustus 2022, ontbreekt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vergunninghouder het e-mailbericht van 3 augustus 2022 op 11 augustus 2022 heeft gezonden aan de gemachtigde van verzoekster en dat deze het vervolgens op dezelfde datum om 17.28 uur aan de voorzieningenrechter heeft gezonden en aan verweerder, die er dan voor het eerst kennis van heeft kunnen nemen.
Dat de vergunninghouder de melding op 3 augustus 2022 ook aan de politie heeft gestuurd en evenals (de gemachtigde van) verzoekster over het evenement contact heeft gehad met een politieambtenaar maakt dit niet anders nu daarmee niet gelijk kan worden gesteld dat een melding aan verweerder is gedaan. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de politie en verweerder niet tot dezelfde organisatie behoren.
2.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat verzoekster niet kan volstaan met verwijzing naar het Veiligheidsplan van de vergunninghouder van 2017. De voorzieningenrechter leidt uit de vergunning-voorwaarden af dat per evenement een melding moet worden gedaan, met een beveiligingsplan op maat. Dit is ook hier van belang omdat er ter zake van het evenement aanwijzingen zijn dat er tegenbeweging is, mogelijk met demonstranten, omdat een in hun visie niet gewenste gastspreker/dichter aanwezig zal zijn bij het evenement en van derden ook een bruiloft/familiefeest is gepland in een andere zaal van de horeca-inrichting.
Verweerder heeft in een zeer laat stadium wat informatie gekregen, zonder een beveiligingsplan op maat. In bezwaar is pas duidelijk geworden dat verzoekster onlangs een securitybedrijf heeft aangezocht. Daarom kan verweerder worden gevolgd dat dit alles in een zodanig laat stadium is dat verweerder niet meer in de gelegenheid is om, in afstemming met de politie, een gedegen risicoprofiel te maken voor wat betreft de openbare orde en veiligheid en de inzet die daarvoor nodig is. Van belang is dat verweerder niet de intentie heeft om het evenement te verbieden en dit ook uitdrukkelijk niet heeft gedaan Het belang van verweerder ligt in het beperken van risico’s op ernstige verstoringen van de openbare orde. Verweerder heeft geprobeerd informatie te krijgen van de politieambtenaar met wie de gemachtigde van verzoekster heeft gesproken, maar dit is in de korte tijd die er was, niet gelukt.
Verzoekster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat verweerder voldoende informatie en tijd ter beschikking had om tot een afgewogen inhoudelijke beoordeling van het verzoek te kunnen komen. De reactie van 11 augustus 2022 is onder genoemde specifieke omstandigheden in zoverre te beschouwen als een weigering om een besluit te nemen, hetgeen, gelet op artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat in dit geval kan worden geduid als een met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering een besluit te nemen. Verweerder heeft zich, gelet op al het vorenstaande, in de met een besluit gelijk te stellen reactie op het standpunt kunnen stellen dat in dit stadium geen inhoudelijk besluit kan worden genomen op het verzoek.
Vooralsnog heeft het bezwaar daarom geen redelijke kans van slagen.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. Het dictum is aan partijen meegedeeld op 12 augustus 2022 vanaf 14.00 uur, telefonisch en per e-mailbericht.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 2.28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Rijswijk (APV)
2.Voorwaarde k
3.Voorwaarde l