ECLI:NL:RBDHA:2024:8701
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door afwezigheid eiser en onbekende verblijfplaats
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet is verschenen ter zitting. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser op 10 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 30 mei 2024. De gemachtigde van eiser heeft eveneens afwezigheid gemeld zonder voorafgaand bericht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser is gesignaleerd in Zwitserland en daar een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht om informatie over het contact met eiser, maar deze heeft aangegeven dat het laatste contact in april 2024 heeft plaatsgevonden. Eiser heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn gemachtigde en is ook niet verschenen ter zitting.
De rechtbank volgt de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland. Aangezien er geen bewijs is dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde of dat de gemachtigde op de hoogte is van eisers verblijfplaats, oordeelt de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.