Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op 17 april 1998 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op 5 februari 2021 heeft hij een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘medische behandeling’. Verweerder heeft hierover advies gevraagd aan het BMA.Het BMA heeft op 13 juli 2021 advies uitgebracht, dat op 16 november 2021 is aangevuld. Verweerder heeft, onder verwijzing naar het BMA-advies, de aanvraag bij besluit van 9 februari 2022 (primair besluit) afgewezen, omdat Nederland voor eiser niet het meest aangewezen land is voor het ondergaan van zijn medische behandeling. Ook heeft verweerder uitstel van vertrek op medische gronden geweigerd. Verder heeft verweerder ambtshalve getoetst aan artikel 8 van het EVRMen overige tijdelijke humanitaire gronden als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van het Vb.Op 1 maart 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Op 14 april 2022 heeft eiser aanvullende bezwaargronden ingediend waarna verweerder op 22 april 2022 een aanvullend besluit heeft genomen. Verweerder heeft daarbij overwogen dat uit het aanvullend BMA-advies blijkt dat er zorg in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg, aanwezig is in Marokko. Daarnaast mag volgens verweerder uitgegaan worden van de juistheid en volledigheid van het BMA-advies. Het tegendeel heeft eiser niet met stukken onderbouwd. Verder heeft eiser zijn stelling dat hij niet over middelen, noch over enige vorm van inkomen beschikt om de dure zorg te kunnen bekostigen volgens verweerder niet onderbouwd met stukken.
3. Eiser voert allereerst aan dat eiser ten onrechte niet in bezwaar is gehoord nu uit de overgelegde stukken duidelijk blijkt dat bij eiser sprake is van een ernstige psychotische stoornis met als gevolg dat hij niet zelfstandig kan functioneren en voor zichzelf kan zorgen. Deze klachten bestonden al in Marokko, maar zijn ouders en omgeving begrepen zijn handelen en persoonlijkheidsstoornis niet. Eisers ouders erkennen zijn ziekte niet. Volgens eisers broer, [naam] , hebben de ouders eiser nog zieker gemaakt door niet tijdig de juiste behandeling aan te beiden. De ouders konden het niet meer aanzien en hebben eiser uit huis gezet. De psychiatrische zorg was ook niet beschikbaar in de nabijheid van [plaats 1] . [naam] ontfermde zich over eiser en bracht hem naar Nederland. De situatie van eiser verslechterde zodanig, dat het uiteindelijk noodzakelijk werd geacht om hem 24 uur per dag te monitoren. Eiser is volledig afhankelijk van de zorg en begeleiding van zijn familie en woont momenteel bij [naam] . Verder is door de behandelaars van eiser vastgesteld dat hij een reëel gevaar is voor zichzelf en anderen. Eiser is zwaar verslaafd aan drugs en alcohol en is recentelijk aangemeld bij de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Omdat de behandelingen nog niet echt aansloegen is er om een zorgmachtiging verzocht voor een gedwongen opname. Daarnaast is er een verzoek ingediend om eiser onder curatele te stellen. Voorts meent eiser dat uit onderzoek is gebleken dat eiser in Marokko niet kan worden behandeld door gebrek aan erkenning van zijn ziekte en het ontbreken van de juiste technische uitrusting in het [ziekenhuis] te [plaats 2] . Bovendien is de gestelde zorg niet passend voor eiser, nu daarvoor aanzienlijke bedragen worden gevraagd waarover eiser niet beschikt. Verder is het noodzakelijk dat de familie bij de behandelingen fysiek aanwezig is om hem daarin te kunnen ondersteunen, op te vangen en te begeleiden. Bovendien wenst eiser geen onbekende in zijn leven toe te laten, behalve zijn broer [naam] . Tot slot stelt eiser dat verweerder onterecht geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vwaan hem heeft verleend, nu uit de stukken duidelijk naar voren komt dat er een noodsituatie op korte termijn zou kunnen ontstaan en de zorg voor hem in Marokko niet toegankelijk is. De mantelzorg ontbreekt en de gemoeide medische kosten kunnen door hem niet worden gedragen bij gebrek aan inkomsten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
5. Op grond van artikel 3.46, eerste lid, van het Vb kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het ondergaan van medische behandeling worden verleend, indien Nederland naar het oordeel van de minister het meest aangewezen land is voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling en de financiering van die medische behandeling naar het oordeel van de minister deugdelijk is geregeld.
6. Volgens het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B8/9.1.2 van de Vc, beschouwt verweerder Nederland uitsluitend als het meest aangewezen land voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling, als bedoeld in artikel 3.46 van het Vb, als de vreemdeling voldoet aan de volgende voorwaarden:
- er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst, of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;
- stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en
- de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze medische noodsituatie zal naar verwachting langer dan één jaar duren.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingmoet verweerder, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ingevolge artikel 3:2 van de Awbervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid.
Het oordeel van de rechtbank
8. Tussen partijen is in geschil of Nederland het meest aanwezen land is voor het ondergaan van de noodzakelijke medische behandeling. De rechtbank dient dus te beoordelen of verweerder ervan heeft mogen uitgaan dat de voor eiser noodzakelijke medische behandeling ook in het land van herkomst kan plaatsvinden.
9. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het BMA-advies van 13 juli 2021, zoals aangevuld door het BMA-advies van 16 november 2021, naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is en dat het daarom aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd kon worden. Het BMA-advies is opgesteld op basis van de door eiser overgelegde stukken en eiser heeft niets ingebracht op grond waarvan kan worden gesteld dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht zou hebben voldaan en dat verweerder niet had mogen afgaan op de conclusie van de BMA-arts. Niet gebleken is dat de informatie van de behandelaars niet is betrokken bij de totstandkoming van het BMA-advies. Verweerder heeft terecht overwogen dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat het advies niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Wat eiser heeft aangevoerd leidt niet tot twijfel over de juistheid of volledigheid van het advies.
10. Verweerder heeft kunnen overwegen dat voor eiser de benodigde zorg in Marokko in voldoende mate aanwezig is. Dit blijkt immers uit brondocument AVA 14855 (onder andere aanwezig in het [ziekenhuis] te [plaats 2] ). Niet in geschil is dat (mantel)zorg voor eiser essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling. Dit volgt uit het aanvullend BMA-advies van 11 november 2021. Echter, anders dan eiser stelt, heeft verweerder kunnen overwegen dat uit de BMA-adviezen niet blijkt dat (mantel)zorg niet door professionals kan worden overgenomen. Eiser heeft onvoldoende met (medische) stukken onderbouwd dat de in het aanvullend BMA-advies genoemde (mantel)zorg alleen door eisers broer, [naam] , kan worden verleend. Het BMA heeft weliswaar geen onderzoek gedaan naar mantelzorg die buiten de competentie van een medisch adviseur valt. Echter is er wel onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van de zorg die beschikbaar is in een professionele zorginstelling. Daaruit is gebleken dat dergelijke professionele zorg wel aanwezig is. Bovendien heeft eiser niet onderbouwd dat hij 24 uur per dag zorg en begeleiding nodig heeft. Dat eiser een curator nodig heeft, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat enkel eisers broer [naam] die rol kan vervullen. Evenmin blijkt daaruit dat enkel hij de benodigde (mantel)zorg aan eiser kan bieden. Dat er een zorgmachtiging is afgegeven, leidt ook niet tot een ander oordeel. Tussen partijen is immers niet in geschil dat eiser zorgbehoevend is. Daarnaast heeft verweerder kunnen betrekken dat uit het BMA-advies van 27 juni 2023, dat ten grondslag ligt aan besluit op een andere aanvraag van eiser voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 van 8 augustus 2023 en waarbij deze zorgmachtiging is overgelegd, volgt dat een zorgmachtiging enkel ertoe leidt dat een fysieke overdracht noodzakelijk is om voortzetting van de behandeling van eiser te waarborgen. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de door het BMA genoemde zorginstellingen eiser niet afdoende kunnen behandelen. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser enkel naar algemene krantenartikelen heeft verwezen en zijn stelling niet heeft onderbouwd met concrete, feitelijke en verifieerbare stukken die deze informatie bevestigen. Bovendien blijkt daar niet uit dat de zorg in Marokko voor eiser ondermaats zou zijn. Met de stelling dat de door het BMA genoemde instellingen zich op grote afstand van de voormalige woonplaats van eiser en zijn familie bevinden, heeft eiser verder niet aannemelijk gemaakt dat de zorg feitelijk niet toegankelijk is. Ten aanzien van het ontbreken van middelen om de behandeling in Marokko te bekostigen, overweegt de rechtbank dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit kunnen tegenwerpen dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn familie geen financiële ondersteuning kan bieden. Bovendien heeft eisers broer [naam] hem voor zijn komst naar Nederland sinds 2006 (financieel) ondersteund. De eventuele zorg kan dan ook op afstand worden voortgezet.
11. Verweerder heeft, onder verwijzing naar de BMA-adviezen van 13 juli 2021 en 16 november 2021, dan ook niet ten onrechte overwogen dat behandeling in Marokko kan plaatsvinden. Dit betekent ook dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor het ondergaan van de medische behandeling van eiser.
12. Tot slot treft ook de beroepsgrond dat verweerder eiser had moeten horen op zijn bezwaar, geen doel. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor. Verweerder heeft daarom kunnen afzien van horen in bezwaar.
13. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.