ECLI:NL:RBDHA:2024:8683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete wegens schending inlichtingenplicht AOW
Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft een beroep tegen een boete van € 4.262,74 die aan de eiser was opgelegd wegens het schenden van de inlichtingenplicht met betrekking tot zijn AOW-pensioen. De eiser had in 2014 een AOW-pensioen met partnertoeslag toegekend gekregen, maar de Svb herzag deze toeslag in 2022 omdat de partner van eiser inkomsten had uit de eenmanszaak van eiser, welke niet waren doorgegeven aan de Svb. Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om deze wijziging door te geven en dat hij had gehandeld op advies van zijn accountant. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het correct doorgeven van informatie bij de eiser ligt, ook al maakt hij gebruik van een accountant. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid en dat de boete terecht was opgelegd. Eiser's verzoek om matiging van de boete op basis van medische redenen werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond in ernstige financiële of sociale omstandigheden te verkeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.