ECLI:NL:RBDHA:2024:8678
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 22 maart 2024, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 22 mei 2024, waar de rechtbank het beroep heeft behandeld. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat zij de verblijfplaats van eiser niet kon achterhalen, en verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken en dat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Gezien de omstandigheden en de vaste jurisprudentie, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.