In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag over haar minderjarige kinderen. De moeder verzocht om het gezag alleen aan haar toe te kennen, omdat de vader de kinderen zonder haar toestemming naar Marokko had gebracht en hen daar hield. De rechtbank oordeelde dat de vader niet in staat of bereid was om samen met de moeder gezagsbeslissingen te nemen, wat leidde tot een situatie waarin de kinderen klem en verloren raakten tussen de ouders. De rechtbank concludeerde dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden en dat de moeder niet berustte in de situatie. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat zij voortaan alleen het gezag over de kinderen uitoefent. De overige verzoeken van de moeder, zoals terugverhuizing van de kinderen naar Nederland en vervangende toestemming voor een paspoort, zijn niet meer aan de orde, nu de moeder het eenhoofdige gezag heeft gekregen. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij opgeroepen was. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.