ECLI:NL:RBDHA:2024:8661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/09/661282 / FA RK 24-1047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over minderjarige kinderen na ongeoorloofd verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag over haar minderjarige kinderen. De moeder verzocht om het gezag alleen aan haar toe te kennen, omdat de vader de kinderen zonder haar toestemming naar Marokko had gebracht en hen daar hield. De rechtbank oordeelde dat de vader niet in staat of bereid was om samen met de moeder gezagsbeslissingen te nemen, wat leidde tot een situatie waarin de kinderen klem en verloren raakten tussen de ouders. De rechtbank concludeerde dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden en dat de moeder niet berustte in de situatie. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat zij voortaan alleen het gezag over de kinderen uitoefent. De overige verzoeken van de moeder, zoals terugverhuizing van de kinderen naar Nederland en vervangende toestemming voor een paspoort, zijn niet meer aan de orde, nu de moeder het eenhoofdige gezag heeft gekregen. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij opgeroepen was. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-1047
Zaaknummer: C/09/661282
Datum beschikking: 24 mei 2024

Gezag

Beschikking op het op 5 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 21 februari 2024 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 6 maart 2024, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 18 april 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 18 april 2024 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat en een tolk, B. Badouri. Voorts is verschenen:
[naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2012 tot 20 maart 2020.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de beide kinderen uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2019 is – voor zover hier aan de orde – vastgesteld dat de beide kinderen iedere week bij de vader zullen verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. Het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag is afgewezen.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 18 oktober 2021 is voormelde zorgregeling gewijzigd in die zin dat de beide kinderen een weekend in de veertien dagen bij de vader zullen zijn, zulks van vrijdag uit school tot maandag naar school en de tussenliggende weekenden van zaterdag om 8.30 uur tot zondag om 13.00 uur, en gedurende de vakanties, met uitzondering van de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie, bij helfte. Daarbij is ten aanzien van de voorjaarsvakantie bepaald dat de kinderen in de even jaren de gehele voorjaarsvakantie bij de moeder verblijven en de gehele herfstvakantie bij de vader en in de oneven jaren de gehele voorjaarsvakantie bij de vader verblijven en de gehele herfstvakantie bij de moeder, en dat de kinderen op het Suikerfeest in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder zijn, en op het Offerfeest in de even jaren op dag 1 en 2 bij de moeder en op dag 3 en 4 bij de vader zijn en in de oneven jaren op dag 1 en 2 bij vader en op dag 3 en 4 bij de moeder zijn.
- Bij beschikking van 21 april 2022 heeft deze rechtbank een beslissing op het verzoek van de moeder tot vaststelling van een door de vader te betalen kinderbijdrage en de zelfstandig verzoeken van de vader ten aanzien van de wijziging van een door de rechtbank te Nador, Marokko, bij beslissing van 12 februari 2019, aan hem opgelegde kinderbijdrage, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de beide kinderen bij hem en de wijziging van de zorgregeling aangehouden, teneinde nader te worden geïnformeerd over de op dat moment actuele situatie van de kinderen, de definitieve verblijfplaats van de moeder (Nederland of Spanje) en de gevolgen daarvan voor de verzoeken van de beide ouders.
- Bij beschikking van 26 september 2022 heeft deze rechtbank vervolgens de over en weer gedane verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie afgewezen omdat de advocaten van partijen al enige tijd geen contact konden krijgen met hun cliënten en dat het onduidelijk was waar partijen (in welk land en welke plaats) op dat moment verbleven en welke ouder de kinderen bij zich had.
- Volgens de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) heeft de moeder vanaf 31
oktober 2012 tot 19 mei 2022 in Nederland gewoond. Vanaf 19 mei 2022 heeft zij
adres gehouden in een onbekend buitenland, zulks tot 27 december 2023, vanaf die
datum is de moeder weer op een adres in Nederland ingeschreven.
- De vader heeft volgens de BRP vanaf 1 september 1983 in Nederland gewoond; hij is
op 7 maart 2023 geëmigreerd naar Marokko.
- Volgens de BRP hebben [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vanaf hun geboorte tot 19 mei 2022 bij
de moeder in Nederland gewoond en zijn beiden vanaf 19 mei 2022 geëmigreerd naar
een onbekend adres in het buitenland.
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven momenteel vermoedelijk in Marokko;
- De vader heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit en de moeder heeft de
Spaanse en de Marokkaanse nationaliteit.
- De beide kinderen hebben -in elk geval- de Nederlandse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
1. het verstrekken van een bevel tot terugverhuizing van de kinderen naar Nederland, binnen een nader door de rechtbank te bepalen termijn, op straffe van een aan de vader op te leggen dwangsom van € 500,-- per dag(deel) dat de vader daaraan geen uitvoering geeft;
2. wijziging van het ouderlijk gezag, in die zin dat voortaan alleen de moeder het
gezag over de kinderen uitoefent;
3. het verlenen van vervangende toestemming -welke toestemming die van de vader vervangt- voor de aanvraag dan wel de verlenging van het paspoort van [minderjarige 1] .
Subsidiair -voor zover de vader niet zal behoeven terug te verhuizen, althans voor zover de kinderen niet daadwerkelijk terugkeren- wordt verzocht:
- te bepalen dat de moeder vier keer per week contact heeft met de kinderen via
(video)bellen en dat de moeder een keer per maand omgang heeft met de kinderen in Nederland, waarbij de vader de kosten voor de reizen en omgang op zich neemt;
  • vaststelling van een informatieregeling, waarbij de vader de moeder elke week op de hoogte houdt van belangrijke aangelegenheden omtrent de kinderen en dat de vader eens per maand een goedgelijkende en recente foto van de kinderen naar de moeder toestuurt met een verslag over de gezondheid, school, hobby’s en activiteiten die de kinderen dagelijks verrichten;
  • bekendmaking aan de moeder van het exacte adres van de vader en de kinderen;
  • vaststelling van een informatieregeling in die zin dat de vader een verslag aan de moeder stuurt over de ontwikkelingen, het welzijn en de activiteiten van de kinderen over het afgelopen jaar,
althans zodanige beslissingen te nemen die de rechtbank juist acht.

Beoordeling

Oproeping vader
De rechtbank stelt vast dat de vader geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft. De vader is openbaar opgeroepen in de Staatscourant van 8 april 2024, nummer 11922, zoals blijkt uit de door de griffier in het dossier gevoegde gegevens. De vader is voorts bij aangetekende post en per gewone brief opgeroepen op zijn laatst in Nederland bekende adres te [plaatsnaam] , gemeente Westland, en op het mailadres: [mailadres] . De vader is desondanks niet verschenen.
Inleiding
De moeder heeft het volgende naar voren gebracht. Om tot rust te komen is zij op 1 maart 2022 met de kinderen vanuit Nederland naar haar ouders in Spanje vertrokken. In mei 2022 heeft de vader de kinderen mee teruggenomen naar Nederland, waarna hij de kinderen in juli 2022 weer bij de moeder in Spanje heeft gebracht. In de hier tussengelegen periode gingen de kinderen in Nederland naar school. Van juli tot september 2022 waren de kinderen weer bij de moeder in Spanje. Medio september 2022 heeft de vader de kinderen bij de moeder opgehaald. De kinderen zouden een week bij de vader in Nederland zijn en daarna bij de moeder in Spanje worden teruggebracht. Dat is niet gebeurd en de kinderen bleken in Marokko te zijn. De moeder heeft de politie in Marokko benaderd, die - om reden dat partijen gescheiden zijn- niet meewerkte aan de opsporing van de kinderen in Marokko. De moeder heeft ook de Nederlandse Centrale Autoriteit benaderd, die bij de Centrale Autoriteit in Marokko om bemiddeling heeft verzocht. Hoewel de moeder in Marokko een advocaat heeft is in Marokko (nog) geen teruggeleidingsprocedure aanhangig gemaakt. De moeder heeft meerdere malen geprobeerd om met de vader te regelen dat hij de kinderen bij haar zou brengen, al was het maar voor een vakantie, maar tevergeefs. Het laatste telefonisch contact van de moeder met de vader vond plaats in oktober 2022. De moeder weet niet op welk adres de vader en de kinderen in Marokko verblijven. In augustus 2023 is de moeder zelf vanuit Spanje naar Nederland teruggekeerd.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
Marokko en Nederland zijn beide aangesloten bij het Verdrag van 19 oktober 1996 (Trb. 1997, 299) inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (hierna: HKBV 1996).
De rechtbank baseert haar bevoegdheid op artikel 7 HKBV 1996. Uit lid 1 van dat artikel volgt dat in geval van ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren van een kind de autoriteiten van de Verdragsluitende Staat waarin het kind onmiddellijk voor de overbrenging of het niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd is totdat het kind een gewone verblijfplaats heeft verworven in een andere Staat en
enige persoon, instelling of ander lichaam dat gezagsrecht heeft, in de overbrenging of het niet doen terugkeren heeft berust (dat heeft de moeder niet) of
het kind in die andere Staat zijn verblijfplaats heeft gehad, gedurende een periode van ten minste een jaar nadat de persoon, de instelling of het andere lichaam dat gezagsrechten heeft, kennis heeft gekregen of had moeten krijgen van de verblijfplaats van het kind, geen verzoek tot terugkeer, dat binnen die periode is ingediend, nog in behandeling is, en het kind in zijn nieuwe omgeving is geworteld.
Ongeoorloofd niet doen terugkeren
De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van het ongeoorloofd niet doen terugkeren van een kind als bedoeld in artikel 7 HKBV. De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de beide kinderen. Op grond van hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat zij in voldoende mate heeft aangetoond dat de beide kinderen zonder haar toestemming (aldus in strijd met haar gezagsrecht) door de vader worden achtergehouden in – naar de moeder vermoedt - Marokko.
Gewone verblijfplaats in Nederland
De rechtbank stelt verder vast dat, voordat de kinderen in september 2022 door de vader naar – vermoedelijk – Marokko werden overgebracht, de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden. Ter toelichting dient het volgende.
Het conflictenrechtelijke begrip ‘gewone verblijfplaats’ is een feitelijk begrip waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij gaat het, kort gezegd, om de plaats waarmee het kind onmiddellijk voorafgaande aan de achterhouding maatschappelijk de nauwste binding heeft. Daarbij zijn, naast de fysieke aanwezigheid van het kind in de lidstaat, in het bijzonder van belang de omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats van het kind een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmaat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. Voorts kan de bedoeling van de ouders om zich met het kind in een andere staat te vestigen, waaraan uiting is gegeven door maatregelen, een aanwijzing zijn voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats. Binnen dit kader moet de rechtbank aan de hand van de concrete omstandigheden van de beide kinderen en hun ouders beoordelen waar hun gewone verblijfplaats in september 2022 was.
De rechtbank stelt vast dat beide kinderen in Nederland geboren zijn, de Nederlandse nationaliteit hebben en dat zij een Nederlandse school bezochten. Het door de moeder geschetste feitenrelaas geeft beeld van een tijdelijk verblijf van de kinderen bij de moeder in Spanje vanaf maart 2022 en tijdens de schoolvakantie van juli tot september 2022. In de periode van mei 2022 tot juli 2022 verbleven de kinderen in Nederland bij de vader. De gewone verblijfplaats van de kinderen is door hun kortdurende tijdelijke verblijf in Spanje niet gewijzigd. De omstandigheid dat de kinderen op 19 mei 2022 zijn uitgeschreven wegens “emigratie” acht de rechtbank in dit verband niet doorslaggevend. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet de intentie had om zich blijvend met de kinderen in Spanje te vestigen. De kinderen gingen van mei 2022 tot de zomervakantie van 2022 ook gewoon in Nederland naar school. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de gewone verblijfplaats van de kinderen destijds in Nederland was.
Geen berusting moeder
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder niet berust in de overbrenging van de kinderen door de vader. Immers, binnen een jaar nadat zij er van kennis kreeg dat de kinderen niet in Nederland maar - vermoedelijk- in Marokko verbleven, heeft zij de ongeoorloofde overbrenging van de kinderen door de vader gemeld bij de Marokkaanse politie en heeft zij aldaar verzocht om hulp bij de opsporing en de terugbrenging van de kinderen naar Nederland. De moeder heeft daarnaast recent contact opgenomen met de Nederlandse Centrale Autoriteit teneinde de terugkeer van de kinderen naar Nederland te bewerkstelligen.
Kinderen niet elders geworteld
De rechtbank kan tot slot niet vaststellen dat de kinderen zich elders dan in Nederland hebben geworteld en zich in Marokko een gewone verblijfplaats hebben verworven. Immers, er bestaat onduidelijkheid over de verblijfplaats van de vader en de kinderen en daarmee ook over de bestendigheid van het verblijf van de vader en de kinderen. Er zijn ook geen andere feiten gesteld op grond waarvan een dergelijke worteling kan worden aangenomen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank zich bevoegd om op de voorliggende verzoeken van de moeder te beslissen.
Inhoudelijke beoordeling
Nu het verzoek als hiervoor vermeld onder 2. naar het oordeel van de rechtbank het meest verstrekkend is, zal de rechtbank allereerst dat verzoek beoordelen.
Gezag
Op grond van artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien: (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien (b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het wettelijk uitgangspunt is dat partijen na de echtscheiding gezamenlijk het gezag over hun kind blijven uitoefenen. Dit neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarin het noodzakelijk is dat slechts één van beide partijen het gezag over het kind uitoefent na de echtscheiding.
De moeder verzoekt dat zij in het belang van de kinderen wordt belast met het eenhoofdig gezag. Ze stelt dat zij en de vader niet in staat zijn om samen het gezag over de kinderen uit te oefenen, dat de kinderen tussen de ouders klem en verloren raken en dat, gelet op de ontstane situatie, daarin niet binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Zij wenst de terugverhuizing van de kinderen binnen een zo kort mogelijke termijn naar Nederland, alwaar de kinderen vanaf hun geboorte hebben gewoond en zijn opgegroeid, zodat de kinderen in die voor hun vertrouwde omgeving verder kunnen opgroeien.
Oordeel rechtbank
De vader heeft de kinderen zonder toestemming van de moeder buiten Nederland gebracht, naar een voor de moeder onbekend adres en in een voor de kinderen onbekende omgeving. Onbekend is waar de kinderen verblijven, door wie zij worden verzorgd en opgevoed en of zij hulp en ondersteuning krijgen bij de verwerking van het wegvallen van de moederlijke zorg en de gewenning in een voor hun geheel nieuwe omgeving. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de vader niet in staat of bereid is om samen met de moeder gezagsbeslissingen te nemen en uitvoering te geven aan het ouderlijk gezag. Door de handelwijze van de vader zijn de kinderen reeds klem en verloren tussen de ouders geraakt en een verbetering in de situatie is op korte termijn niet te voorzien. Deze door de vader gecreëerde situatie acht de rechtbank niet in het belang van de kinderen en schadelijk voor hun ontwikkeling. De rechtbank acht een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk en zal het verzoek van de moeder daarom toewijzen.
Overige voorliggende verzoeken
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande de moeder geen belang meer heeft bij een beslissing op de overige door haar primair ingediende verzoeken. Immers, nu de moeder zal worden belast met het eenhoofdige gezag over de kinderen, zal de vader de kinderen aan haar moeten afgeven en heeft zij voor de verlenging van een paspoort van haar kinderen niet langer de toestemming van de vader nodig, evenmin als voor het mee terug nemen van de kinderen naar Nederland.
Aan de door de moeder subsidiair gedane verzoeken komt de rechtbank vervolgens niet toe.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat voortaan alleen de moeder het gezag uitoefent over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Emmens, A.M. Brakel en A.M. van der Vliet, kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2024.