ECLI:NL:RBDHA:2024:862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL24.1008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Tunesië met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Libische nationaliteit heeft. Eiser is op 3 augustus 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 16 januari 2024.

Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting naar Tunesië, omdat er sinds medio november 2023 geen rappels zijn verstuurd. Ook is er volgens eiser geen zicht op uitzetting, aangezien er geen informatie beschikbaar is over de doorlooptijden van de Tunesische autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage van 11 januari 2024, waarin driemaal gerappelleerd is bij de Tunesische autoriteiten na 21 november 2023.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de bewaring onevenredig bezwarend maken. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1008

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 16 januari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2001 en de Libische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de
maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of
een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 21 november 2023.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, nu sinds medio november 2023 geen rappels meer zijn verstuurd. Daarnaast voert eiser aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Tunesië, omdat er een lange periode is verstreken zonder dat aan eiser een lp [3] is verstrekt. Er is ook geen algemene informatie beschikbaar over de doorlooptijden of de hoeveelheid lp’s die door de Tunesische autoriteiten zijn verstrekt. Verder voert eiser aan dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. De bewaring drukt erg zwaar op eiser, doordat de zorg binnen het detentiecentrum onvoldoende is en eiser daartegen geen adequaat rechtsmiddel kan aanwenden.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit de voortgangsrapportage van 11 januari 2024 blijkt dat na 21 november 2023 driemaal gerappelleerd is bij de Tunesische autoriteiten, namelijk op 22 november 2023, 12 december 2023 en 2 januari 2024. Verder is op 14 december 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Daarmee handelt verweerder voldoende voortvarend.
6. Er zijn verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Tunesië in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De verstreken tijd sinds het indienen van de lp-aanvraag op 21 juli 2023 maakt niet dat op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Tunesische autoriteiten binnen afzienbare termijn een lp zullen afgeven. Zoals de rechtbank reeds in haar uitspraak van 27 november 2023 heeft overwogen, kan eiser het uitzettingstraject bespoedigen door zijn medewerking te verlenen. Eiser heeft echter meermaals te kennen gegeven niet actief mee te willen werken aan zijn uitzetting. Ook tijdens het vertrekgesprek van 14 december 2023 heeft eiser verklaard niet terug te willen naar zijn land van herkomst. Nu eiser geen actieve en volledige medewerking verleent, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is.
7. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de bewaring onevenredig bezwarend maken en voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. Niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is. Voor zover eiser in dit kader aanvoert dat de medische dienst van het detentiecentrum tekort schiet, verwijst de rechtbank naar haar uitspraken van 27 november 2023 en 18 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg in het detentiecentrum in zijn geval niet toereikend is. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
8.
Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren
van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig
moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van 14 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12351), 22 september 2023, (ECLI:NL:RBDHA:2023:14589), 18 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15959) en 27 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:18534).
3.Laissez-passer.