ECLI:NL:RBDHA:2024:8576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht niet gehoord bij invordering dwangsom voor illegale dakopbouw
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om een dwangsom van € 2.500,- in te vorderen. Deze dwangsom is opgelegd omdat eiser niet heeft voldaan aan de hem opgelegde last wegens het zonder omgevingsvergunning realiseren van een dakopbouw op de eerste etage van zijn pand. Het primaire besluit tot invordering van de dwangsom werd genomen op 21 april 2023, en het bestreden besluit op 9 augustus 2023, waarin het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn zoon en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser betoogde dat hij een aanvraag om een omgevingsvergunning had ingediend, maar dat de benodigde technische tekening niet tijdig was ingediend door de architect. Eiser verzocht om verlenging van de begunstigingstermijn en stelde dat hij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelde dat verweerder eiser ten onrechte niet had gehoord voorafgaand aan het primaire besluit. De rechtbank volgde verweerder niet in het standpunt dat eerdere zienswijzen voldoende waren, aangezien deze betrekking hadden op de voorgenomen last onder dwangsom en niet op de invorderingsbeschikking. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die aan invordering in de weg stonden. Eiser moet de verbeurde dwangsom betalen, maar kan in overleg met verweerder een betalingsregeling treffen. Verweerder moet het griffierecht aan eiser vergoeden.