ECLI:NL:RBDHA:2024:8557

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/09/647381 / FA RK 23-3384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van familierechtelijke betrekkingen en gezag bij hoogtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van familierechtelijke betrekkingen en gezag in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap. De verzoekers, twee mannen die in 2018 zijn gehuwd, hebben een draagmoeder in de Verenigde Staten, die hen heeft geholpen bij het verwekken van hun kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat door de prenatale erkenning van het kind door een van de verzoekers, een familierechtelijke betrekking is ontstaan. Tevens is de Amerikaanse beslissing van de 'Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah' van 15 maart 2023 erkend, waarin de familierechtelijke betrekkingen tussen de andere verzoeker en het kind zijn vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat beide verzoekers gezamenlijk met het gezag over het kind zijn belast en dat de Amerikaanse (vervangende) geboorteakte van rechtswege in Nederland wordt erkend. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze beschikking een brondocument oplevert voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), waardoor de verzoekers als juridische ouders van het kind worden geregistreerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3384
Zaaknummer: C/09/647381
Datum beschikking: 30 mei 2024

Beschikking op het op 11 mei 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers of wensouders, dan wel afzonderlijk: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 mei 2023;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 23 mei 2023, met bijlage;
- de brief van de ambtenaar van 19 juli 2023;
- de brief van verzoekers van 25 juli 2023;
- de brief van de ambtenaar van 15 augustus 2023;
- de brief van verzoekers van 28 augustus 2023;
- de brief van verzoekers van 16 januari 2024.
Op 18 januari 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers en hun advocaat. Namens de ambtenaar waren [ambtenaar 1] en
[ambtenaar 2] aanwezig. Namens de Raad was [naam 1] aanwezig.
Na de zitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- de brief van verzoekers van 23 januari 2024;
- de brief van de ambtenaar van 29 januari 2024.

Verzoek

Het verzoek – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat de rechtbank:
verstaat dan wel voor recht verklaart dan wel anderszins overweegt dat de
familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 2] en [naam kind] (hierna ook: [naam kind] ) zijn ontstaan bij de geboorte door de prenatale erkenning van [verzoeker 2] , dan wel anderszins opmerkt dat er familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 2] en [naam kind] bij geboorte zijn ontstaan;
voor recht verklaart dat in de beslissing van de “Circuit Court of the State of
Oregon for the County Multnomah”, Verenigde Staten van Amerika (hierna ook: VS), van 15 maart 2023 de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen [verzoeker 1] en [naam kind] ook zijn vastgesteld waardoor beide wensouders juridisch ouders zijn geworden van hun dochter, dat het juridisch ouderschap van de draagmoeder daarmee is beëindigd, dat de geslachtsnaam van [naam kind] is gewijzigd in “ [geslachtsnaam] ” en van rechtswege in Nederland kan worden erkend;
voor recht verklaart dan wel verstaat dat beide ouders met het gezag over hun
dochter zijn belast en daarvan aantekening in het gezagsregister gelast door inschrijving van de als productie 11 overgelegde Amerikaanse uitspraak te gelasten in het gezagsregister dan wel op andere wijze waardoor het gezamenlijk gezag kan worden geregistreerd in het gezagsregister;
de als productie 12 overgelegde geboorteakte erkent dan wel de rechtsgeldigheid
daarvan erkent dan wel anderszins wat deze rechtbank passend acht zonder inschrijving te gelasten in het register van geboorte van de gemeente
’s-Gravenhage;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders, beiden van het mannelijk geslacht, zijn op [huwelijksdatum] 2018 te [plaatsnaam 1] gehuwd.
- De wensouders kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- De draagmoeder, [naam draagmoeder] , is Amerikaans burger. Zij is ongehuwd. De draagmoeder woont in Oregon, VS.
- De wensouders en de draagmoeder hebben voorafgaand aan de zwangerschap een draagmoederschapsovereenkomst, “Gestational Surrogacy Agreement”, opgesteld en ondertekend. Deze overeenkomst is door de draagmoeder op 5 februari 2021 ondertekend en door wensouders op 6 februari 2021.
- Voor begeleiding bij het draagmoederschapstraject is gekozen voor “North West Surrogacy Center”, Oregon, VS
- Voor de IVF-behandeling is gebruik gemaakt van de kliniek “ORM Fertility”, Oregon, VS.
- De draagmoeder is na een IVF-behandeling door voornoemde kliniek in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 2] en een eicel van een bekende eiceldonatrice, [naam eiceldonatrice] . Dit blijkt uit de “Statement of [naam 2] , MD”, physician bij “ORM Fertility”.
- De wensouders hebben met de eiceldonatrice en haar echtgenoot een donorovereenkomst “Agreement” opgesteld. Deze is door wensouders op
14 september 2020 ondertekend en door de eiceldonatrice en haar echtgenoot op
14 september 2020 respectievelijk 15 september 2020.
- Op 21 juli 2022 is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht een “akte van erkenning van elk kind waarvan een vrouw thans zwanger is” opgemaakt, welke akte de erkenning van [verzoeker 2] van de ongeboren baby waarvan de draagmoeder zwanger is, behelst.
-Op 13 augustus 2022 heeft de “Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah”, VS onder meer het volgende overwogen en beslist – welke uitspraak is voorzien van een apostille:
“(…)
BASED UPON THE RECORD BEFORE THE COURT, IT IS HEREBY
ORDERED, DECLARED AND ADJUDGED:
1. [verzoeker 2] is the genetic father of Baby [verzoeker 2] .
2. [verzoeker 2] will be the legal father of Baby [verzoeker 2] upon the child’s birth.
3. [verzoeker 2] is granted custody of Baby [verzoeker 2] upon birth by virtue of his
status as the child’s legal parent and the stipulation of the parties.
4. The Oregon State Registrar of the Center for Health Statistics is ordered and directed to promptly issue a new or amended birth certificate for Baby [verzoeker 2] , upon the child’s birth, in the name as determined by Petitioners, in compliance with this General Declaratory Judgment of Parentage, designating and naming [verzoeker 2] as the legal father of Baby [verzoeker 2] .”.
- Op [datum] 2023 is uit de draagmoeder geboren [naam kind] , te [plaatsnaam 2] , Oregon, VS. Op de geboorteakte van [naam kind] , opgemaakt op 3 januari 2023 en voorzien van een apostille, staat de draagmoeder als moeder van [naam kind] vermeld en [verzoeker 2] als vader vermeld.
- Op 11 januari 2023 heeft de draagmoeder een “Affidavit” opgesteld en ondertekend.
Zij verklaart hier onder meer:
“(…)During pregnancy, [verzoeker 2] recognized the child at the municipality in
Netherlands as the father with my consent.
1 recognize [verzoeker 2] and [verzoeker 1] as the legal fathers of the child and I do not desire to be a
legal parent of the child.
I hereby give my consent for the fathers to travel to The Netherlands with [naam kind] and register [naam kind] at their homes address in The Netherlands.
I recognize the fact that it is in the best interest of the child to allow [verzoeker 2] and [verzoeker 1] to have the sole physical custody and legal parental authority of the child.
I hereby consent with the request which [verzoeker 2] and [verzoeker 1] have filed at the court in The Netherlands in order for them to both be registed as legal parents over [naam kind] in The Netherlands.”
- Op 15 maart 2023 heeft de “Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah”, VS onder meer het volgende overwogen en beslist – welke uitspraak is voorzien van een apostille:
“(…)BASED UPON THE RECORD BEFORE THE COURT, IT IS HEREBY
ORDERED, DECLARED AND ADJUDGED:
1. [naam draagmoeder] is not the genetic or legal parent of [naam kind] .
2. [verzoeker 2] is the genetic parent of [naam kind] , and both
[verzoeker 2] and [verzoeker 1] are [naam kind]
’ intended parents.
3. [verzoeker 2] and [verzoeker 1] are both the exclusive legal parents of [naam kind] .
4. [verzoeker 2] and [verzoeker 1] are
granted custody of [naam kind] by virtue of their status as the child’s legal parents.
5. The request to change the child’s name is approved, and the child’s name is changed to [naam kind] .
5. The Oregon State Registrar of the Center for Health Statistics is ordered and directed to promptly issue a new or amended birth certificate for this child in compliance with this Stipulated Supplemental Declaratory Judgment of Parentage, in the name as determined by Petitioners, designating and naming [verzoeker 2] and [verzoeker 1] as the legal parents of this child.”
-Op basis van deze uitspraak is een (vervangende) geboorteakte opgemaakt waarop de wensouders als de ouders van [naam kind] staan geregistreerd.
- Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit.
- [naam kind] is in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit.
- De wensouders verzorgen [naam kind] sinds haar geboorte.
- De Raad heeft in een brief aan de rechtbank en op zitting laten weten geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek.
- Uit DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs, volgt dat het praktisch is bewezen dat [verzoeker 2] de biologische vader is van [naam kind] .

Beoordeling

Rechtsmacht
Nu verzoekers in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Positie draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Zij is in eerste instantie dan ook door de rechtbank opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder evenwel niet meer als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de ondertekende ‘Affidavit’ van de draagmoeder waarin zij kort gezegd heeft verklaard dat zij wensouders als de juridische ouders erkent, dat het in het belang van [naam kind] is dat wensouders de enige juridische ouders zijn en dat zij zich kan vinden in de verzoeken die wensouders bij de rechtbank in Nederland hebben gedaan. Bij e-mail van 29 november 2023 aan deze rechtbank heeft de draagmoeder laten weten dat zij nog steeds achter de verzoeken van verzoekers staat en dat zij niet op de zitting aanwezig zal zijn. De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
Verloop op de zitting
Op de zitting is met verzoekers en de ambtenaar gesproken over de (oorspronkelijk) ingediende en daarna gewijzigde verzoeken door verzoekers. Verzoekers hebben aangegeven hun oorspronkelijke verzoeken te hebben gewijzigd om hoger beroep door de ambtenaar te voorkomen. Voor verzoekers is het van belang dat hun ouderschap in Nederland op een zo’n kort mogelijke termijn wordt erkend en geregistreerd. Gesproken is over de wijze van registratie en de mogelijkheid om tot erkenning van het juridisch ouderschap te komen met inschrijving hiervan in de BRP. Dit zonder een inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van [naam kind] in het register van de burgerlijke stand. Aan verzoekers is de gelegenheid geboden om binnen een week na de zitting hun verzoeken aan te passen. De ambtenaar heeft vervolgens een week de tijd gekregen om hierop te reageren.
Bij brief van 23 januari 2024 hebben verzoekers hun verzoeken aangepast, zoals hierboven opgenomen onder het kopje “verzoek”. De ambtenaar heeft bij brief van 29 januari 2024 een reactie gegeven. De ambtenaar geeft aan dat toewijzing van de verzoeken onder I. en II. voldoende is om tot een correcte registratie van de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [naam kind] in de BRP te kunnen komen. Ten aanzien van de verzoeken onder III. en IV. heeft de ambtenaar zich gerefereerd aan het oordeel van deze rechtbank.
Verzoek onder I.: erkenning door [verzoeker 2] voor de geboorte van [naam kind]
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker 2] , met toestemming van de draagmoeder, voor de geboorte heeft erkend. Dit moment lag voor de in de VS genomen beslissingen over familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 2] en [naam kind] . Het moment van de (prenatale) erkenning is dus het eerste moment dat familierechtelijke betrekkingen konden ontstaan tussen [verzoeker 2] en [naam kind] . De rechtbank zal dan ook eerst deze prenatale erkenning beoordelen.
Toepasselijk recht
Op grond van artikel 10:95 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de vraag of erkenning door [verzoeker 2] familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en [naam kind] , wat betreft de bevoegdheid van [verzoeker 2] en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de nationaliteit van [verzoeker 2] . Indien volgens dat recht erkenning niet (meer) mogelijk is, is het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van [naam kind] bepalend. Is de erkenning ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan [naam kind] de nationaliteit bezit. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat ongeacht het op grond van lid 1 toepasselijke recht, op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning toepasselijk is het recht van de staat waarvan de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit bezit.
[verzoeker 2] heeft de Nederlandse nationaliteit, zodat Nederlands recht op de erkenning van toepassing is. De draagmoeder is Amerikaans burger.
Op grond van artikel 1:204, lid 1, onder e, BW is een erkenning nietig, indien zij is gedaan terwijl er twee ouders zijn. Vast staat dat de draagmoeder ongehuwd is. Zoals hierna zal blijken is eerst bij de Amerikaanse beslissing van 15 maart 2023 vastgesteld dat de draagmoeder niet de genetische en juridische ouder is van [naam kind] . Op het moment van de (prenatale) erkenning door [verzoeker 2] stond het kind dus (alleen) in familierechtelijke betrekking tot de draagmoeder. De rechtbank stelt voorts vast dat de draagmoeder toestemming heeft gegeven aan [verzoeker 2] om het kind waarvan zij op dat moment zwanger was te erkennen. Hiervan is door de ambtenaar van de gemeente Utrecht een “akte van erkenning van elk kind waarvan een vrouw thans zwanger is” opgemaakt.
Van andere nietigheidsgronden ten aanzien van de erkenning is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank stelt dan ook vast dat door de (prenatale) erkenning door [verzoeker 2] op het moment van de geboorte een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen hem en [naam kind] . De rechtbank zal dan ook het verzoek onder I. toewijzen.
Verzoek onder II: erkenning van de Amerikaanse beslissing ten aanzien van de afstammingsrelatie
Nu het verzoek strekt tot het erkennen van een buitenlandse beslissing in Nederland is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader: toetsing Amerikaanse beslissing
De rechtbank moet beoordelen of de uit de Amerikaanse beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Ingevolge art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld, wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank is gelet op de Amerikaanse beslissing van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing aan de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap aan het oordeel van de rechtbank refereert.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te beoordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in Oregon in de VS hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De naam van de draagmoeder en haar contactgegevens zijn bekend. Verzoekers hebben regelmatig via Whatsapp contact met de draagmoeder. Ook de naam van de eiceldonatrice is bij verzoekers bekend. Zij hebben haar ontmoet, ze houden contact via e-mail en videobellen met haar. In de overeenkomst met de eiceldonatrice is opgenomen dat zij ermee akkoord gaat dat [naam kind] dan wel verzoekers in de toekomst contact met haar kunnen opnemen en dat dit contact direct tussen partijen kan verlopen, via advocaten of via ORM Fertility of Donor Sibling Registry. [naam kind] kan in de toekomst dan ook in contact komen met de draagmoeder en de eiceldonatrice. Voor haar is haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.
De wensouders en de draagmoeder hebben daarnaast in de VS onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat. De draagmoeder heeft gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand en voor haar was eveneens medische zorg geregeld.
In de Amerikaanse beslissing van 15 maart 2023 is op grond van de wetgeving van Oregon, VS, het volgende vastgesteld:
“1. [naam draagmoeder] is not the genetic or legal parent of [naam kind] .

2. [verzoeker 2] is the genetic parent of [naam kind] , and both [verzoeker 2]

[verzoeker 2] and [verzoeker 1] are [naam kind]
’ intended parents.

3. [verzoeker 2] and [verzoeker 1] are both the

exclusive legal parents of [naam kind] .

4. [verzoeker 2] and [verzoeker 1] are granted

custody of [naam kind] by virtue of their status as the child’s legal parents.

5. The request to change the child’s name is approved, and the child’s name is changed to [naam kind] .”

De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een “ontkenning van het moederschap” van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van [verzoeker 1] over [naam kind] , waarbij [verzoeker 1] samen met [verzoeker 2] is belast met de gezagsrechten en de geslachtsnaam van [naam kind] is gewijzigd in “ [geslachtsnaam] ”.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Amerikaanse beslissing in Nederland kan worden erkend.
Verzoek onder III.: het gezag
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dan wel te verstaan dat zij met het gezag over [naam kind] zijn belast en te gelasten daarvan aantekening te maken in het gezagregister door inschrijving van voornoemde Amerikaanse beslissing van 15 maart 2023.
Toepasselijk recht
Nu het verzoek de erkenning van buitenlandse beslissingen in Nederland impliceert, is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader: toetsing Amerikaanse uitspraken
Nu de beslissingen niet in een EU-lidstaat zijn gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996 noch de verordening Brussel IIter noch het HKBV 1961 dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissingen voor erkenning in aanmerking komen. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIter of het HKBV 1996);
de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken van de “Circuit Court of the State of Oregon”, waarin de ouderlijke rechten van de draagmoeder zijn beëindigd en aanvankelijk alleen [verzoeker 2] en later [verzoeker 2] en [verzoeker 1] gezamenlijk met het gezag over [naam kind] zijn belast, aan alle vier de vereisten voldoen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten van Amerika plaatsgevonden en is de draagmoeder in de Verenigde Staten woonachtig. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissingen kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van tussen partijen gegeven beslissingen van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank waarin aanvankelijk alleen [verzoeker 2] en later [verzoeker 2] en [verzoeker 1] gezamenlijk met het gezag over [naam kind] zijn belast in Nederland worden erkend.
Conclusie
Daarmee staat vast dat [verzoeker 2] en [verzoeker 1] gezamenlijk belast zijn met het gezag over [naam kind] . De rechtbank zal het verzoek om daarover een verklaring voor recht af te geven daarom toewijzen. De rechtbank begrijpt het verzoek tot inschrijving in het gezagsregister aldus dat wordt verzocht om van beide beslissingen een aantekening te laten maken in het gezagsregister.
Op grond van artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters komen strikt genomen alléén buitenlandse beslissingen die van rechtswege (dus op grond van artikel 23 Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, artikel 7 van het oudere Haags kinderbeschermingsverdrag van 1961, artikel 21 verordening Brussel II-bis of artikel 30 Brussel II ter), dus zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is, kunnen worden erkend, voor inschrijving in het gezagsregister in aanmerking. Uit de nota van toelichting bij het (gewijzigde) Besluit gezagsregisters volgt dat deze keuze is gemaakt omdat in de praktijk de behoefte wordt gevoeld om ook buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden. De reden dat alleen beslissingen die van rechtswege worden erkend in het Besluit zijn opgenomen ziet er uitsluitend op dat ten aanzien van die beslissingen geen inhoudelijke toets aangaande de erkenning hoeft te worden uitgevoerd, zodat de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat kunnen worden geacht deze aantekening te verwerken.
In de praktijk wordt evenwel een gelijke behoefte gevoeld om buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden waarvan de erkenning door de Nederlandse rechter is uitgesproken. Ook nadat de Nederlandser rechter in een uitspraak inhoudelijk heeft getoetst of de betreffende buitenlandse beslissing voor erkenning in aanmerking komt, kunnen de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat worden geacht de aantekening van die buitenlandse gezagsbeslissing in combinatie met de Nederlandse erkenningsbeslissing te verwerken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters analoog toe te passen en zal de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van de Amerikaanse beslissingen van 13 augustus 2022 en 15 maart 2023 en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.
Verzoek onder IV.: erkenning geboorteakte
Verzoekers verzoeken de geboorteakte waarop zij als ouders staan vermeld, hierna ook de vervangende geboorteakte, te erkennen. De ambtenaar heeft in zijn brief van 29 januari 2024 aangegeven dat toewijzing van dit verzoek niet noodzakelijk is voor een correcte registratie van het juridisch ouderschap in de BRP. Dit omdat de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [naam kind] niet door het opmaken van de Amerikaanse geboorteakte tot stand zijn gekomen, maar door de prenatale erkenning en de Amerikaanse beslissing. De ambtenaar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van deze rechtbank.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse geboorteakte voor erkenning in aanmerking komt, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader: toetsing Amerikaanse (vervangende) geboorteakte
Voor de vraag of de Amerikaanse (vervangende) geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank stelt vast dat voor [naam kind] een Amerikaanse (vervangende) geboorteakte is opgemaakt, waarin de wensouders – overeenkomstig de Amerikaanse beslissing van
15 maart 2023 die in Nederland wordt erkend – als ouders zijn opgenomen. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Daarom gaat het ook ten aanzien van deze Amerikaanse geboorteakte om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het van rechtswege ontstaan van een familierechtelijke betrekking met de beide wensouders niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Van onverenigbaarheid met de openbare orde is immers slechts sprake in geval van strijdigheid met beginselen en waarden van juridische, sociale of morele aard die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend. Het feit dat naar het recht van Oregon, VS, de wensouders als juridische ouders op de geboorteakte worden geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Uit dat wat hiervoor is overwogen, blijkt dat het draagmoederschapstraject naar het oordeel van de rechtbank met de nodige zorgvuldigheidseisen is omkleed, dat de afstammingsrelatie voor [naam kind] herleidbaar is en dat hiermee voldoende voorzien is in het recht van het kind om haar afstamming te kennen zoals opgenomen in artikel 7 IVRK.
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij door erkenning van de buitenlandse beslissing en geboorteakte handelt naar dat wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de buitenlandse beslissing en geboorteakte wordt de juridische band van de wensouders met [naam kind] erkend.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vervangende geboorteakte van [naam kind] van rechtswege in Nederland kan worden erkend, evenals de daarin vastgelegde familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming.
De rechtbank stelt vast dat deze beschikking een brondocument oplevert voor inschrijving in de BRP. Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [naam kind] in de BRP geregistreerd.
Verzoek onder II: erkenning van de Amerikaanse beslissing ten aanzien van de geslachtsnaam
Nu de rechtbank van oordeel is dat de eerder genoemde Amerikaanse beslissingen van
13 augustus 2022 en 15 maart 2023 en de geboorteakte waarop verzoekers als ouders staan vermeld worden erkend, is de rechtbank van oordeel dat ook de daarin vastgestelde c.q. gewijzigde c.q. vastgelegde geslachtsnaam ( [geslachtsnaam] ) van [naam kind] in Nederland op grond van artikel 10:24 BW wordt erkend. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat, door de (prenatale) erkenning op 21 juli 2022 door [verzoeker 2] , op het moment van de geboorte van [naam kind] , een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen [verzoeker 2] en het kind [naam kind] ;
*
verklaart voor recht dat de Amerikaanse beslissing van de “Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah”, VS, van 15 maart 2023, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoeker [verzoeker 1] en het kind [naam kind] zijn vastgesteld – in die zin dat het juridisch ouderschap van de draagmoeder is ontkend, het juridisch ouderschap van [verzoeker 1] over [naam kind] is vastgesteld en, waarbij de geslachtsnaam van [naam kind] is gewijzigd in “ [geslachtsnaam] ” – van rechtswege in Nederland wordt erkend;
*
erkent de Amerikaanse gezagsbeslissingen van de “Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah”, VS, van 13 augustus 2022 en 15 maart 2023 en verklaart voor recht dat beide ouders [verzoeker 2] en [verzoeker 1] op grond van die beslissingen gezamenlijk met het gezag over [naam kind] zijn belast;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse gezagsbeslissingen van de “Circuit Court of the State of Oregon for the County of Multnomah”, VS, van 13 augustus 2022 en 15 maart 2023 en de beschikking van heden voor zover deze ziet op de erkenning van die Amerikaanse gezagsbeslissingen en de daaruit volgende conclusie dat de ouders met het gezamenlijke gezag over [naam kind] zijn belast;
*
verklaart voor recht dat de Amerikaanse (vervangende) geboorteakte met nummer [nummer] , afgegeven op 12 april 2023 door de bevoegde instantie in Oregon overeenkomstig de plaatselijke voorschriften aldaar, inhoudende dat op [datum] 2023 te [plaatsnaam 2] , Oregon, VS, is geboren: [naam kind] , en op welke akte verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A. Emmens en K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2024.