ECLI:NL:RBDHA:2024:8543
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, heeft zijn asielaanvraag ingediend na illegale binnenkomst in Nederland via Griekenland en Kroatië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 2 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft geen asielaanvraag in Kroatië ingediend, en de rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat Kroatië verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er motiveringsgebreken zijn in de besluitvorming, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. De rechtbank wijst ook op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij verweerder mag uitgaan van de veronderstelling dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen.
De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moet trekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.