ECLI:NL:RBDHA:2024:851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en overdracht aan Finland onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 17 november 2023 afgewezen, met het argument dat Finland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Finland gedaan, dat door Finland is aanvaard. Eiseres voerde aan dat haar overdracht aan Finland in strijd zou zijn met het non-refoulementbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen structurele tekortkomingen in het Finse asielsysteem zijn aangetoond.

Eiseres stelde ook dat een overdracht aan Finland zou leiden tot indirect refoulement, omdat zij vreest teruggestuurd te worden naar Jordanië. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims over de situatie in Finland en dat de staatssecretaris zijn standpunt voldoende heeft gemotiveerd. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de staatssecretaris haar aanvraag vrijwillig aan zich trekt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024, samen met de zaak NL23.36510, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, gemachtigde van eiseres en gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Finland een verzoek om terugname gedaan. Finland heeft dit verzoek aanvaard.

Leidt een overdracht aan Finland tot direct refoulement?

5. Eiseres voert aan dat als zij overgedragen wordt aan Finland dit in strijd is met het non-refoulementbeginsel. Eiseres heeft ernstige dingen meegemaakt in Finland. Door de persoon door wie zij naar Finland is gegaan, is zij een tijd vastgehouden waardoor zij geen asielaanvraag kon doen. Finland heeft ook erkend dat zij niet in een positie was om zo snel mogelijk na aankomst een asielaanvraag in te dienen. Hieruit blijkt dat haar situatie in Finland bijzonder en ernstig was.
5.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Finland in zijn algemeenheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden en dat de overdracht aan Finland daarom in beginsel niet tot direct refoulement leidt. Uit hetgeen eiseres verklaart in Finland te hebben meegemaakt kan niet worden afgeleid dat er in Finland structurele aan het systeem gerelateerde tekortkomingen zijn. Bovendien heeft eiseres haar ervaringen in Finland niet kunnen onderbouwen. Daarnaast is het aan eiseres om bij dergelijke gebeurtenissen te klagen bij de Finse autoriteiten. Gesteld noch gebleken is dat eiseres heeft geklaagd of niet kon klagen bij de Finse autoriteiten. Nergens is uit op te maken dat zij eiseres niet zouden willen of kunnen helpen.
Leidt een overdracht aan Finland tot indirect refoulement?
6. Eiseres voert aan dat een overdracht aan Finland tot indirect refoulement zal leiden omdat haar asielaanvraag is afgewezen en vanwege het verschil in beschermingsbeleid. Eiseres’ asielaanvraag in Finland is afgewezen en haar Finse documenten zijn daar ingetrokken. Eiseres meent dat Finland haar niet wil helpen en dat zij teruggestuurd zal worden naar Jordanië. Een terugkeer naar Jordanië is in strijd met artikel 3 van het EVRM omdat zij Palestijns is en er oorlog woedt in het gebied rondom Jordanië. Eiseres wordt door Jordanië als staatloze gezien omdat zij Palestijns is.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het Hof van Justitie in het arrest van 30 november 2023 heeft geoordeeld dat de lidstaat bij wie beroep is ingesteld tegen de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat, niet mag onderzoeken of er door een verschil in beschermingsbeleid een risico op indirect refoulement bestaat bij overdracht aan die lidstaat. [2] Omdat het bestreden besluit van voor het arrest dateert heeft de staatssecretaris met dat arrest geen rekening kunnen houden. De staatssecretaris heeft in dat besluit, overeenkomstig het door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteengezette beoordelingskader, [3] onderzocht of een verschil in beschermingsbeleid in de weg staat aan overdracht. De rechtbank zal daarom in dit geval beoordelen of de staatssecretaris zijn standpunt voldoende heeft gemotiveerd.
6.2.
Het betoog slaagt niet. Indien eiseres stelt dat een verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Finland zal leiden tot een situatie van indirect refoulement, ligt het op haar weg dit standpunt te onderbouwen. Zij zal informatie moeten overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in Finland evident en fundamenteel verschilt van het beleid in Nederland. Ook moet eiseres concrete aanknopingspunten naar voren brengen waaruit blijkt dat niet alleen de beslisbevoegde autoriteit, maar ook de rechter haar niet zal beschermen tegen refoulement. [4] Het enige dat eiseres ter onderbouwing van haar standpunt heeft overgelegd is een document in het Fins zonder Nederlandse vertaling. Hierdoor is niet vast te stellen wat de inhoud is van het document. Daarmee heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid.
6.3.
Voor zover eiseres stelt dat in zijn algemeenheid een gevaar op indirect refoulement bestaat, slaagt ook dat betoog niet. Hoewel eiseres stelt dat zij in Finland uitgeprocedeerd is en dat de Finse autoriteiten haar naar Jordanië zullen uitzetten, heeft zij niet onderbouwd dat Finland een opvolgende asielaanvraag niet in behandeling zal nemen. Door middel van het claimakkoord heeft Finland immers gegarandeerd het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen.
Dient de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken?
7. Eiseres voert aan dat een overdracht aan Finland van onevenredige hardheid getuigt waardoor de staatssecretaris haar aanvraag in behandeling moet nemen. [5] Eiseres wijst ter onderbouwing op de preambule van de Dublinverordening waarin staat dat lidstaten een asielaanvraag aan zich mogen trekken om humanitaire redenen of uit mededogen. [6] Eiseres heeft in Europa haar jeugdliefde weer teruggevonden en is (in Finland) met hem getrouwd. Bovendien bestaat er een wederzijdse afhankelijkheid tussen haar en haar partner vanwege de fysieke aandoeningen die zij hebben. Eiseres heeft een tumor en een wond die daardoor is ontstaan en haar partner heeft een verlamming. Ook zijn zij beiden vergeetachtig en helpen ze elkaar te herinneren aan het tijdig innemen van medicatie.
7.1.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden die maken dat de staatssecretaris de asielaanvraag vrijwillig aan zich dient te trekken. Allereerst merkt de staatssecretaris terecht op dat eiseres geen documenten heeft overgelegd waaruit het gestelde huwelijk zou blijken. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eiseres en haar partner een duurzame relatie hebben gevormd in het land van herkomst. Hiermee wordt niet voldaan aan de definitie van ‘gezin’ die geldt in de Dublinverordening. [7] Bovendien heeft eiseres verklaard dat haar partner al tien jaar in Nederland zou verblijven. Hieruit moet worden opgemaakt dat er geen wederzijdse afhankelijkheid bestaat tussen eiseres en haar partner. De overweging dat haar partner niet afhankelijk is van eiseres komt ook voort uit het feit dat hij in Nederland wonende (volwassen) kinderen heeft. Het enkele feit dat haar gestelde partner in Nederland verblijft, is onvoldoende om de asielaanvraag van eiseres vrijwillig in behandeling te nemen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.HvJ EU 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934, par. 140-142.
3.ABRvS 1 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4361.
4.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, r.o. 8.3-8.4.
5.Eiseres doet hiermee een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening.
6.Overweging 17 van de preambule van de Dublinverordening.
7.Die definitie staat in artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening.