ECLI:NL:RBDHA:2024:8493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 25 april 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij vreest voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Hij heeft zijn ervaringen in Bulgarije uiteengezet, waaronder mishandeling en onhygiënische detentieomstandigheden.

De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet met objectieve informatie zijn onderbouwd en dat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat de opvangomstandigheden in Bulgarije niet zodanig zijn dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024, samen met de zaak NL24.187214, op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Kan er voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiser voert aan dat er voor Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden en vreest voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. [2] Daarom kan de overdracht aan Bulgarije niet plaatsvinden. Er doen zich in Bulgarije aan het systeem gerelateerde tekortkomingen voor die de hoge drempel van zwaarwegendheid uit het Jawo-arrest halen. Eiser heeft zo’n 25 dagen in detentie gezeten in een cel met ongeveer dertig personen. In de cel was het donker en er liep ongedierte. De gedetineerden werden mishandeld door de bewakers. Eiser had daar geen toegang tot een dokter en mocht zijn telefoon niet bij zich hebben. Het opvangcentrum waar eiser naartoe is gebracht nadat hij uit detentie kwam was onhygiënisch en afgelegen. Eiser verwijst ter ondersteuning naar het AIDA-rapport waaruit blijkt dat Bulgarije een ernstig gebrek aan capaciteit kent om niet-kwetsbare Dublinclaimanten op te vangen. De opvangcentra kampen met problemen in de infrastructuur en de materiële omstandigheden. [3] Bovendien is eiser slachtoffer geworden van een pushback toen hij Bulgarije voor de eerste keer probeerde te bereiken en hij vreest ook als Dublinclaimant hier slachtoffer van te worden.
5.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Bulgarije nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat hetgeen eiser stelt te zijn overkomen, niet met objectieve informatie is onderbouwd. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in augustus vorig jaar geoordeeld dat het onwaarschijnlijk is dat Dublinclaimanten slachtoffer zullen worden van pushbacks in Bulgarije. [4] De pushbacks vormen daarom geen reden om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. In die uitspraak is de Afdeling enkel ingegaan op de opvangcapaciteit en oordeelde dat de problemen die hiermee te maken hebben ook geen reden vormen om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. In de uitspraak van 29 februari 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat – hoewel de opvangomstandigheden ondermaats zijn – dit niet betekent dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. [5] In deze uitspraak heeft de Afdeling zich ook uitgelaten over de detentieomstandigheden. De Afdeling oordeelde dat de detentieomstandigheden niet maken dat er sprake is van fundamentele systeemfouten in de opvang- en asielprocedure in Bulgarije. In die uitspraak wees de staatssecretaris er volgens de Afdeling ook terecht op dat advocaten en medewerkers van NGO’s toegang hebben tot de detentiecentra. Daarom geldt het uitgangspunt dat Bulgarije zich conform de Opvang-, Procedure- en Kwalificatierichtlijn gedraagt. Als eiser van mening is dat Bulgarije zich niet aan zijn internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen houdt, mag van hem verwacht worden dat hij hierover bij de Bulgaarse autoriteiten klaagt. Er is gesteld noch gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk zou zijn.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser voert aan dat hetgeen hij heeft meegemaakt dermate ernstig is dat een overdracht aan Bulgarije van een onevenredige hardheid zou getuigen. Hij is mishandeld en heeft nog altijd nachtmerries over de omstandigheden van detentie en in de opvangcentra. Hij heeft zich ook in een ziekenhuis moeten laten behandelen, omdat hij aan de grens met Turkije ernstig toegetakeld was. Bovendien heeft eiser op de zitting aangevoerd dat hij in Nederland onder behandeling is vanwege een bacterie in zijn maag die hij heeft opgelopen in de opvang in Bulgarije.
6.1.
Het betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat hij de asielaanvraag van eiser niet onverplicht aan zich heeft moeten trekken. Zoals al in 5.1 is overwogen heeft eiser hetgeen hij stelt te hebben meegemaakt in Bulgarije niet met objectieve informatie kunnen onderbouwen. Bovendien heeft eiser geen bewijs overgelegd waaruit zou blijken dat hij in Nederland in het ziekenhuis is opgenomen naar aanleiding van iets dat hem tijdens zijn vlucht of in Bulgarije is overkomen. Dit leidt tot het oordeel dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat een overdracht aan Bulgarije van een onevenredige hardheid zou getuigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiser verwijst ter ondersteuning naar Rb. Den Haag (zp. Haarlem) 1 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2062.
3.Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Bulgaria 2022.
4.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
5.ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870.