ECLI:NL:RBDHA:2024:8479
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 4 februari 2021. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 10 april 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 12 april 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 3 juni 2024.