ECLI:NL:RBDHA:2024:8476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
NL23.19044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Nicaraguaanse eiseres en afwijzing door staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nicaraguaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren op [datum], heeft op 11 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Na een periode van in gebreke stellen en beroep instellen tegen het niet tijdig beslissen, heeft de staatssecretaris op 18 maart 2024 de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de relevante elementen van het asielrelaas van eiseres geloofwaardig heeft geacht, maar dat de algehele situatie in Nicaragua niet automatisch leidt tot de status van vluchteling. Eiseres heeft verklaard dat zij vreest voor vervolging vanwege haar politieke activiteiten en haar familiebanden met politieke opposanten in Nicaragua.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19044

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres is geboren op [datum] en van Nicaraguaanse nationaliteit. Eiseres heeft op 11 augustus 2022 haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 2 juni 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Op 30 juni 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Op 12 december 2023 heeft eiseres de staatssecretaris opnieuw in gebreke gesteld omdat de verlengde beslistermijn is verstreken.
1.1. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluiten van 18 maart 2024 de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond afgewezen [1] . Voorts heeft de staatssecretaris beslist dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet voor een afgeleide verblijfsvergunning. Ook op grond van artikel 8 EVRM [2] komt eiseres volgens de staatssecretaris niet in aanmerking voor een reguliere vergunning. De DT&V gaat onderzoeken of eiseres adequate opvang heeft in Nicaragua. Om die reden is nog geen beslissing genomen op de ambtshalve toets aan het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, gezamenlijk met NL23.19029 en NL23.19032, op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen, eiseres, de gemachtigde van eiseres en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen
4. Op grond van artikel 6:20, eerste lid, van de Awb [3] , voor zover van belang, blijft een bestuursorgaan, indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, verplicht dit besluit te nemen.
4.1.
In artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen afzonderlijk belang bij een beoordeling van haar beroep, voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, aangezien de staatssecretaris tijdens het beroep alsnog op de aanvraag van eiseres heeft beslist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de bestuurlijke dwangsom is uitgesloten in asielzaken en dat uit vaste rechtspraak volgt dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding vormt om een procesbelang aan te nemen. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, is daarom niet-ontvankelijk.
4.3.
Het alsnog nemen van een besluit tijdens een beroep niet tijdig moet worden aangemerkt als (gedeeltelijke) tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat aanleiding bestaat om de staatssecretaris met analoge toepassing van dit artikel te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de beroepen niet tijdig. [4] Deze kosten heeft de rechtbank reeds in de zaak met zaaknummer NL23.19029 vastgesteld en toegekend. Gelet op de samenhang van de zaken tussen eiseres, de zaak NL23.19029 (haar oudere broer) en NL23.19032 (haar jongere broer) verwijst de rechtbank voor de berekening van de proceskosten naar de uitspraak in zaaknummer NL23.19029. [5]
Beroep tegen het bestreden besluit
5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
5.1. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris met het bestreden besluit niet geheel aan het beroep is tegemoetgekomen.
Het asielrelaas
6. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende – samengevat weergegeven – ten grondslag.
6.1.
Eiseres is geboren in Nicaragua en heeft daar tot [datum] gewoond met haar broers en haar opa - en tot aan hun vertrek in [datum] - ook met haar oom, moeder en haar tante. Eiseres heeft verklaard dat haar oom, moeder en tante politieke opposanten zijn en dat daardoor problemen zijn ontstaan. Eiseres is vertrokken uit Nicaragua omdat haar oudste broer een brief heeft ontvangen van de politie om op een afspraak aldaar te verschijnen. Eiseres dacht dat haar broer ook gevangen zou worden genomen omdat hij politiek activist is. In Nederland is eiseres aangesloten bij de organisatie SOS Nicaragua Hollanda en ook politiek actief tegen het regime in Nicaragua, onder meer door deelname aan demonstraties. Eiseres kan als familielid van politieke opposanten en gelet op haar politieke overtuiging en activiteiten niet terug naar Nicaragua en vreest dat het regime haar iets aan gaat doen.
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Politieke activiteiten in Nederland
7.1.
De staatssecretaris heeft deze elementen en de verklaringen van eiseres daarover geloofwaardig geacht. Dat eiseres uit Nicaragua komt is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn. De algehele situatie in Nicaragua is niet zodanig dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eiseres dient daarom aannemelijk te maken dat er voor haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die haar vrees voor vervolging rechtvaardigen, aldus de staatssecretaris.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres uit Nicaragua komt en de relevante elementen van haar asielrelaas door de staatssecretaris allemaal geloofwaardig zijn geacht. Daarnaast heeft de staatssecretaris, desgevraagd ter zitting, bevestigd dat de verklaringen van eiseres, voor zover die niet zien op de vrees voor vervolging, ook geloofwaardig zijn, waaronder ook begrepen de verklaringen van de broer van eiseres over uitlatingen die hij heeft gedaan op de universiteit, de mededeling die aan haar jongste broer is gedaan bij de uitreiking van de oproep van de politie aan haar oudste broer om aldaar op een afspraak te verschijnen, alsmede het feit dat eiseres familie is van politieke opposanten, te weten haar oom, haar tante en haar moeder. Tevens heeft de staatssecretaris de politieke overtuiging van eiseres en de politieke overtuiging van haar oudere broers geloofwaardig geacht.
8.2.
Gelet op de overwegingen van de rechtbank in de zaak NL23.19029, in het bijzonder de overwegingen 9.1 tot en met 9.9, welke overwegingen de rechtbank ook in onderhavige zaak relevant acht, en de samenhang tussen de zaken van eiseres en haar broers (NL23.19029 en NL23.19032), komt de rechtbank reeds hierom tot het oordeel dat het beroep gegrond is omdat het besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Hetgeen overigens nog in beroep is aangevoerd, behoeft thans dan ook geen verdere bespreking meer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. Dit betekent dat eiseres in beroep gelijk krijgt en dat de staatssecretaris haar asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hetgeen overigens nog is aangevoerd behoeft zoals hiervoor is overwogen thans geen bespreking meer.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
10. Omdat het beroep in zijn geheel gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De hoogte van deze vergoeding is reeds bepaald in de uitspraak van de broer van eiseres met zaaknummer NL23.19029. Gelet op de samenhang tussen de zaken verwijst de rechtbank naar deze uitspraak, in het bijzonder naar rechtsoverweging 12.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 maart 2024;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gebaseerd op artikel 30b, eerste lid, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens
3.Algemene wet bestuursrecht
5.Artikel 3, Besluit proceskosten bestuursrecht